/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FagGXXAJGPFClef1738922656.jpg)
De duivelse pachtontvanger
Lang geleden bestond het gebied ten oosten van de stad Groningen uit ongerepte veenlanden. Niemand had er echt iets aan; het was een ruig, moerassig landschap waar slechts enkele jagers zich waagden. Dit veranderde met de komst van de kloosters, die begonnen met het ontginnen van het veen en het land verpachtten aan boeren. De huur moest jaarlijks worden betaald aan een man die door het klooster werd aangesteld: Sappe. Hij was een imposante figuur met felblauwe ogen en enorme handen. Maar vooral zijn reputatie zorgde ervoor dat mensen hem vreesden.
Sappe had geen greintje medelijden. In goede jaren was de pacht nog wel op te brengen, maar in tijden van misoogst of rampspoed liet hij genadeloos zijn macht gelden. Wie niet kon betalen, werd beroofd van zijn bezittingen en zonder pardon van het land gejaagd. Zijn gemene praktijken leverden hem de bijnaam Sappe de Satan op. Telkens wanneer hij een gezin verdreef, schaterde hij: 'Dat was weer een duivelse streek van mij!' De duivel lachte mee, sloeg met zijn staart op de grond en sloeg diepe gaten in het veen.
Het moeras van de duivel
De gaten die ontstonden door de duivelse lach liepen vol water en veranderden het landschap langzaam in een verraderlijk moeras. ’s Winters was de enige veilige route een smalle zandrug, maar in het donker of bij slecht weer was die nauwelijks te onderscheiden. Wie afdwaalde, werd door mysterieuze krachten het moeras in getrokken en verdween voorgoed. Dwaallichten lokten nietsvermoedende reizigers de dood in. De angst voor Sappe en het steeds gevaarlijker wordende landschap groeide.
Ten einde raad besloten enkele moedige dorpelingen hun beklag te doen bij de abt van het klooster. Maar die weigerde in te grijpen: volgens hem was Sappe een trouwe dienaar die zorgde voor orde en rechtvaardigheid. Het nieuws sloeg de bevolking met wanhoop. Sappe voelde zich onaantastbaar en werd alleen maar wreder. Wat echter niemand wist, was dat hij niet alleen de pachters bedroog, maar ook het klooster. Hij verhoogde heimelijk de pacht en hield een deel van het geld voor zichzelf, verstopt in een hut bij de kloostermuur.
De val van Sappe
Geld werd zijn obsessie. Elke avond telde hij zijn zilverstukken en prees zichzelf rijk. Maar hebzucht kent zijn grenzen, en de duivel zelf besloot dat het tijd was om in te grijpen. Hij zocht een slachtoffer van Sappe op: een man die door de pachtontvanger alles had verloren. De duivel vertelde deze man over een verborgen goudschat diep in het veen, net onder de grond. Alleen de dapperste zielen zouden hem kunnen vinden. Het gerucht bereikte ook Sappe, die meteen zijn schop pakte en het moeras introk. Dagenlang groef hij, terwijl de zwerver hem vanuit de schaduwen in de gaten hield.
Op de derde dag, na een nacht vol regen, stond Sappe diep voorovergebogen bij zijn gat, speurend naar de schat. Dit was het moment waar de zwerver op had gewacht. Hij sprong naar voren en gaf Sappe een harde duw, terwijl hij riep: 'Verzoep doe, duvel!' Sappe viel in het water en verdween voorgoed. Sindsdien werd het moeras groter en veranderde het in een groot meer: het Duivelsmeer. Toen het veen uiteindelijk werd afgegraven, ontstond op die plek een nieuw dorp: Sappemeer.
De legende van Sappemeer
Dat Sappemeer echt op deze manier is ontstaan, is natuurlijk onwaarschijnlijk. Toch zit er in volksverhalen en legendes vaak een sprankje waarheid verborgen. Misschien leefde er ooit echt een wrede pachtontvanger, die het volk zo de stuipen op het lijf joeg, dat er nog lang verhalen over hem zijn naverteld. Zeker weten we het niet, maar wat we wél weten, is dat deze ontstaanslegende een bijzonder stukje Gronings erfgoed vormt.
- Beleven.org, Historisch Archief Midden-Groningen
- Adobe Stock