Schapen hoeden: oud ambacht in een nieuw jasje

Als schaapherder heeft Marieke van Schuppen een modern en pittig beroep: ze tilt per jaar een paar duizend kilo aan afrastering en draait de hand niet om voor een ritje met een volgeladen trailer.

Als schaapherder heeft Marieke van Schuppen een modern en pittig beroep: ze tilt per jaar een paar duizend kilo aan afrastering en draait de hand niet om voor een ritje met een volgeladen trailer. Het werk vraagt veel zelfstandigheid, dus een beetje handig zijn komt van pas. Straks, in de lente, gaat de kudde weer op pad. Die doet nuttig werk en buiten is Marieke op haar plek.

‘Kèèèp, kup-kup-kup!’ Met een speciale lokroep trekt ze de aandacht van de kudde. Tientallen koppen in de druilerige wei gaan omhoog en stoppen met kauwen. ‘Kùùùp-kup-kup!’ Een paar schapen komen in beweging, al gauw volgt de rest. Steeds dichter bij elkaar, in een compacte groep, dan nemen ze de vlucht naar voren. Vlak voor haar blijven ze afwachtend staan.

Marieke van Schuppen (38) lijkt een soort magie te bedrijven. Zelf ziet ze er vooral gewenning in. ‘En als je dan ook nog met krachtvoer zou rammelen…’ Ze lacht vanonder een grote capuchon. Herder ben je in weer en wind, maar zo’n hele dag regen vindt ze toch wat minder. ‘Schapen kunnen ook balen van het weer.’

De kuddes van Wylde Weide landschapsbeheer – haar werkgever, in de buurt van Heerenveen – staan in de winter opgesplitst in zo’n tien groepen bij boeren in de wei. Een wederdienst, want die boer wil graag zijn gras wat korter hebben. Marieke surveilleert dagelijks: schapen verweiden, accu’s van de stroomdraad verwisselen en de gezondheid van de schapen controleren, zeker als ze drachtig zijn. Nog een paar dagen en dan begint voor zo’n 450 ooien de lammerij. Stagiairs staan klaar om bij te springen. De ramlammeren worden opgefokt en gaan na vijf tot acht maanden naar de slacht, als ze minimaal 42 kilo wegen. De ooien dienen grotendeels als nieuwe aanwas voor de eigen kuddes. Vanaf de lente gaan die kuddes aan de slag voor opdrachtgevers en krijgt Marieke er weer twee vaste collega’s bij.

Nachtvak

‘Mensen denken altijd: schaapherder ben je zeven dagen per week, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat,’ zegt Marieke. ‘Zo ging het vroeger. Maar ik kom gewoon ’s ochtends aan en ga aan het einde van de middag weer naar huis, naar mijn gezin.’ Drie kinderen heeft ze, van 14, 10 en 7, twee meiden en een jongen. Vanuit Wolvega rijdt ze van mei tot november dagelijks naar de heide. Dat is de vaste verblijfplaats van de kudde Kempische, Veluwse en Schoonebeeker heideschapen, die deels worden gekruist met het Engelse vleesras Suffolk.
Ze treft de 250 schapen dan aan op de plek waar ze hen de vorige dag heeft achtergelaten: in het nachtvak. Een schaapskooi is er niet, dus de dieren liggen in de open lucht te herkauwen en te slapen. ‘De eerste keer was dat wel bijzonder. Ik reed naar huis en het voelde net alsof ik mijn kinderen ergens had gedropt. Die avond en nacht heb ik nog wel aan ze gedacht: gaat dat wel goed? Maar na twee dagen was ik eraan gewend. Er zit stroomdraad door het net en het wild ziet de schapen prima staan, dus dat loopt eromheen.’ Over de oprukkende wolf in Nederland maakt ze zich ook nog niet te druk.

“Gescheperde” kudde

Overdag gaat de gescheperde kudde aan de wandel. ‘Scheperen betekent hoeden: je laat de kudde loslopen en stuurt bij, omdat je ze op bepaalde plekken wel of juist niet wilt hebben.’ De afgelopen seizoenen trok ze over de Schaopedobbe, een natuurgebied van It Fryske Gea nabij het Drents-Friese Wold. De vuilboom is er zeldzaam. Marieke moest zorgen dat de schapen die niet kaalvreten. Begrazen gaat in overleg met de boswachter, die als terreinbeheerder de opdracht geeft. Feit is, zegt Marieke, dat de heide het beste kan worden beheerd met begrazing. ‘De heide is daardoor ontstaan en wordt erdoor intact gehouden. Als wij hier niet elk jaar met de kudde komen, op tijd en meerdere keren, groeit het dicht. Dan zou het gebied verbossen en vergrassen.’
Toch wordt lang niet alle heide in Nederland begraasd. ‘Er zijn ook andere methoden bedacht, zoals afplaggen van de bovenlaag. Daarmee maak je de heide voedselarmer en groeit de vegetatie beter. Dat doe je met schapen ook, maar niet zo rigoureus: bij plaggen haal je alle insecten en het bodemleven eraf. Schapen snoeien bovendien de heide een beetje bij, voor de plant is dat alleen maar goed.’

Big Foot, Spike en Jeanette

Het helpt dat Marieke de taal van de boswachter spreekt. Ze studeerde bos- en natuurbeheer in Velp, maar kon in dat domein eerst geen baan vinden. Ze besloot te solliciteren bij de politieacademie en werkte vijf jaar als agent. De geboren en getogen Veenendaalse ontmoette de vader van haar kinderen, uit Friesland, ze verhuisde naar het noorden en werd boswachter in de Weerribben, om tot slot bij Diederik Sleurink en zijn bedrijf Wylde Weide terecht te komen. Als een boswachter het heeft over gradiënten en overgangen – verschil in hoogte en structuur – begrijpt Marieke precies wat hij bedoelt. ‘Mijn groene achtergrond geeft vertrouwen. Er lopen toch 250 “grasmaaiers” in zijn terrein, hij wil niet dat per ongeluk die ene orchidee of de blauwe knoop wordt opgegeten.’ 
Mariekes trouwste metgezellen zijn de leidschapen. Zij lopen vooraan en krijgen de kudde mee. Big Foot bijvoorbeeld, met de grote poten, of Spike met haar gespikkelde snoet. En niet te vergeten Jeanette. ‘Een superleuk en intelligent schaap, en heel eigenwijs. Zij trekt gewoon haar eigen plan. Als ze afdwaalt, ga ik er niet meer achteraan, want ze komt altijd terug en ligt dan ’s ochtends naast het nachtvak. Een collega werd er helemaal gek van, die stuurde me een foto waarop hij Jeanette met een draadje aan zijn auto had geknoopt.’ Met haar acht jaar is het een oud besje. ‘We houden geen stokoude schapen aan, maar voor Jeanette maken we een uitzondering. En als een leider uit de kudde wegvalt, gaat het net als bij een groep mensen: er komt vanzelf een nieuwe.’

Van gras tot eikels

Door het jaar heen zoeken schapen een gevarieerd dieet. ‘In het voorjaar storten ze zich op het sappige, verse gras. Door het seizoen heen komen daar planten en boompjes bij: prunus, wilg en berk. Brandnetels zijn eerst nog veel te pittig, maar in het najaar eten ze die ook op,’ schetst Marieke. In de herfst zijn de eikenbomen een ‘enorme uitdaging’: ‘Als er iets lekker is voor een schaap zijn het eikels. De oudere dieren kennen de route, die rennen dan zomaar 100 meter van me vandaan. De hond kan eromheen draven wat-ie wil, maar dan krijg ik de kudde nauwelijks meer mee.’ 
Toch is de herfst haar favoriete seizoen, met de natuur op zijn mooist. ‘En ik kijk anders naar de kudde. In de zomer staat de kudde ten dienste van het gras, maar na september moeten we dat omkeren: dan staat de gezondheid van de schapen voorop en zorgen we dat ze genoeg en de juiste dingen kunnen eten. Het is zo mooi om dan een blakende kudde te zien.’ Enkele malen per seizoen zetten Marieke en haar collega’s grote hekken om de kudde en gaan de dieren door een sleuf met een ontsmettend voetenbad. Twee keer per jaar bekappen ze de hoeven. ‘De eerste keer keek ik m’n ogen uit: mijn collega’s deden voor hoe je een schaap op de kont zet.’ 
Zo leerde ze in de praktijk met schapen om te gaan, hun gedrag te voorspellen en signalen over hun gezondheid te herkennen. Vanaf een jaar of zes begint het gebit uit te vallen. ‘We vragen wel wat van deze dieren. Hun voedsel is natuurlijk, maar sober.’ Voor een heideschaap het perfecte leven, vindt ze, en een “schapenknuffelaar” is ze niet. ‘Vee mankeert weleens wat. Ik heb er geen moeite mee als ze naar de slacht gaan of als er eentje ziek is en het niet haalt. We hebber er 1300, die kun je echt niet allemaal redden.’

Niet voor doetjes

Eerder deze ochtend maakte Marieke in een donkerblauwe wintertrui en op gele klompen haar opwachting op het erf van Wylde Weide. Een blonde, frêle verschijning met sprankelende ogen. Maar vergis je niet: schapen hoeden is niet voor doetjes. Het werk is altijd buiten, weer of geen weer, het kan eenzaam zijn en het vraagt creativiteit en technisch inzicht. ‘Ik heb twee regenjassen, dat zegt genoeg. Het is zwaar werk in onbegaanbaar terrein. Aan het eind van het seizoen zit ik onder de schrammen van de bramen en de takken. In de winter tijdens de lammerij wassen we wel 30 keer per dag onze handen in de kou. Je sjouwt voortdurend met je materiaal. Ik heb weleens opgeteld hoeveel flexinet ik per seizoen til, dat kwam neer op zo’n 7000 kilo. Je wordt er sterk van, ik hoef niet te sporten. Maar het is altijd: red jezelf. Je moet ertegen kunnen dat je op de heide dagen niemand spreekt, behalve je hond of hooguit een wandelaar. En je werkt met gereedschap, met spanbanden. Je moet aanhangers en trailers koppelen en ermee rijden.’ 
De veetrailer inladen – 60 onwillige schapen, in twee lagen – was ook een kwestie van gewoon maar doen. ‘De eerste keer dat ik met die trailer op pad moest, zei Diederik: nou, dit is de sleutel, daar staat de trailer, daar lopen je schapen en daar moeten ze heen. En hij deed alleen nog even voor hoe de klep open en dicht ging. Succes.’ Juist dat zelfstandige vindt ze prettig. ‘Ik hoef niet alles voorgekauwd te krijgen en op de vingers worden gekeken, ik probeer het liever zelf. En dat is ook nodig. Je moet het leuk vinden om er alleen uit te komen.’ Klaterende lach: ‘Zo heb ik in het begin weleens op de hei een commando voor de hond staan Googelen.’

“Walk on”, “lay down”

In het weiland is inmiddels Koko erbij gehaald. De driejarige bordercollie is gespitst op één ding: de schapen, die alweer verspreid staan te grazen. Of hij geaaid kan worden? ‘Dat mag,’ zegt Marieke, ‘maar hij zal er op dit moment niks om geven.’ Koko houdt inderdaad de blik strak naar voren gericht. De schapen lijken al nattigheid te voelen. Zodra Marieke de collie aanspoort, vliegt hij om ze heen en brengt ze netjes bij elkaar.
De ‘hond van de zaak’ vond ze een mooie bijkomstigheid. Thuis heeft Marieke ook nog een Hollandse herder. En Koko, want als er iets met de kudde is, moet ze er meteen naartoe kunnen. De collie gehoorzaamt op Engelse commando’s: “walk on”, op de kudde aflopen, “away”, rechtsom, “come-by”, linksom. Als herder moet je gevoel hebben voor hondentraining. ‘Als je dingen niet herhaalt, leert de hond ze af. En er sluipen voorkeuren in. Koko loopt bijvoorbeeld altijd liever linksom. Een opfriscursus zou voor hem wel goed zijn.’ 
“Lay down” – Marieke zegt het duidelijk en strikt, maar Koko, plat in het gras, kruipt toch dichter naar de kudde toe. ‘Als je even niet kijkt: hup, iets naar voren, smokkel-smokkel. Af en toe moet je weer streng optreden. Als pup in de opleiding worden ze gek gemaakt op schapen, soms wel iets te veel misschien. Maar het is leuk om te zien hoe graag bordercollies willen werken.’

Teamwerk

De collega’s nemen elkaars hond weleens mee, zodat iedereen met alle dieren kan werken en de honden wat afwisseling meemaken. Het is illustratief voor het bedrijfsmodel van Wylde Weide: teamwerk en risicospreiding. Behalve Mariekes heidekudde zijn er stadskuddes in Leeuwarden, Drachten en Meppel. Verlenging van opdrachten is niet meer vanzelfsprekend. Soms is er een Europese aanbesteding of een wisseling van de wacht, en dus van ideeën, bij de boswachterij of gemeente. ‘Wij hebben juist continuïteit nodig, het werk ligt niet voor het oprapen. Er bestaan nog wel herders die vanuit hun overtuiging één kudde hoeden en bij wijze van spreken met een campertje ernaast gaan staan. Maar dat maakt je kwetsbaar: grijp je naast een opdracht, dan zit je met je schapen en alle kosten, zonder inkomen. Wij zijn veerkrachtiger, we kunnen elkaar helpen en bij elkaar invallen. Ik werk volgens de cao, ik mag vakantie opnemen.’
Ook in de stad doen de kuddes nuttig werk, in woonwijken en aan de randen van gemeenten: ‘Anders komt daar drie keer per jaar de grasmaaier langs en maait alles even kort. Dat is heel ongunstig voor de vogels en flora en fauna. In de wijk Zuiderburen in Leeuwarden komen we langs een school, het is hartstikke leuk dat de kinderen eens vee van dichtbij kunnen zien.’

Tocht door de provincie

Met die educatieve kant hoopt Marieke binnen Wylde Weide nog meer te doen. En vorig jaar liep ze mee in de “Fryske Skieppekuier”. Ter promotie van schaapskuddes ging het in zeven dagen van de heide bij Jubbega naar de hoofdstad, een tocht van zo’n 100 kilometer. De oude Jeanette mocht af en toe achterin het bestelbusje. 
Dat heide vitaal en gezond wordt door begrazing: dat wil ze graag nog meer ‘tussen de oren’ van de terreinbeheerorganisaties krijgen. ‘Het effect is bekend uit onderzoek, maar natuurbeheer is veel emotie. Dat zit soms in de weg.’ In begrazing ziet ze ook een van de oplossingen van het stikstofprobleem. Het gras schiet de lucht in, schapen voeden zich met gras. ‘Vroeger vraten de schapen zich vol op de hei en lieten ze in de kooi hun mest vallen, die weer werd benut op de akkers rond het dorp. Schaapherder, hei, akkerbouw en boeren: het was een gesloten kringloop zoals we dat nu zo graag weer willen. Kuddes zijn vaak een sluitpost, maar wat ons betreft kunnen we alleen maar opschalen.’

Het beste voor de heide

Kijk naar het systeem, in plaats van elk bloemetje langs het pad te willen beschermen. Tot die slotsom kwam Marieke door eigen ervaringen in het veld. ‘De angst voor verstoring zit bij boswachters en ecologen soms diep. Maar als er een wespendief broedt, loop ik daaromheen. En je moet het groter zien: schapen zijn het middel om het doel van gezonde heide te behalen. Als de heide gezond is, zit daar ook de zandbij, de hagedis en de nachtzwaluw. De adder komt juist op plekken waar we met de kudde zijn geweest. Zet schapen in, laat het gebeuren en vertrouw erop dat het voor de heide het beste is.’
Het seizoen lonkt al. Marieke verheugt zich altijd op die eerste voorjaarsdag dat ze er weer op uit mag, alleen met haar kudde, in hun vertrouwde terrein. ‘Toen in 2016 de vacature voorbijkwam, vond ik het vooral grappig: een schaapherder! Maar ik ben een buitenmens en een dierenmens, ik hou niet van te veel collega’s en gedoe. Vroeger zei ik altijd dat ik boerin wilde worden, dat is ongeveer gelukt. Eigenlijk is dit de eerste baan waarin ik me echt op mijn plek voel.’
Meer lezen over de schaapherder? Dit artikel verscheen in Noorderland 2020-2. Je bestelt ’t nummer hier.

Bron: Ankie Lok | Beeld: Tjeerd Visser

Laatste nieuws