Schoolpleinspelletjes van vroeger

Ga je met ons mee, terug in de tijd naar het schoolplein uit onze herinnering?

Het puntje van zijn tong prikt tussen zijn lippen, terwijl hij op zijn knietjes neerhurk. Met een diepe frons tuurt hij van de glanzende knikker naar het kuiltje en weer terug. Hij trekt zijn vingertje naar achter – rood geschaafd van de tegels – en… Plots klinkt de schoolbel. Verstrooid kijkt hij op, grijpt zijn 'dorrel' en rent meester tegemoet. ‘Hé psst, tussen de middag maken we het potje af.’ Ga je met ons mee, terug in de tijd naar het schoolplein uit onze herinnering?

Het is stil op het schoolplein van nu. De schommel zwiept zacht heen en weer, een bal rolt doelloos tegen een smeltend bultje sneeuw, pimpelmeesjes prikken aan rondzwervende koekkruimels. Vlagen uit het verleden dwalen door de lucht. Ooit was dit schoolplein het thuis van ridders, “vadertjes en moedertjes”, draken en prinsessen. Hier at de koningin van smakelijke zandtaarten, liepen schurken en helden gearmd over de straten, woonden dieren die konden praten. Naast de meiden met het springtouw, vond je het strijdtoneel van de landrovertjes, steltlopers torenden hoog boven de hoepelaars uit en verderop, bij de kaatseballers, stond een denkbeeldig familiehuis – ‘jij bent voader en ik ben moe’ Er was niets wat niet kon op het schoolplein uit onze herinneringen.

Maar het plein dat ooit aan de basis lag van weelderige fantasieën, is vandaag leeg. Het klinkerstraatje tegenover school, waar ooit de melkboer met zijn kare en peerd overheen hobbelde, en waar je ongestoord uren kon “stoepranden”, is nu een asfaltweg waar auto’s gevaarlijk snel overheen jakkeren. In zeventig jaar tijd veranderde de wereld onomkeerbaar. In een oogwenk, zo leek het. De tijd was nauwelijks bij te benen. En toch, heel soms zien we nog een zweem van vroeger.

Onbezorgd kind zijn
Het is 1947. Een klein kereltje van tien jaar wandelt de vertrouwde route naar de Openbare Lagere School in Zeerijp. Een klein schooltje, met twee lokalen. Juf geeft les aan de kleintjes, meester aan de groten. Zo’n 15 kilometer verderop, in Overschild stapt een achtjarig meisje het schoolplein op. De strik op haar hoofd wiebelt heen en weer, haar klompen klapperen op de tegels. Later, op de ULO, zullen de twee verliefd op elkaar worden en na meer dan zestig jaar zullen Egbert en Bouwina Post uit Garmerwolde nog steeds gelukkig zijn. Maar vandaag, in die woelige jaren na de oorlog, zijn ze nog vreemden voor elkaar. Zorgeloze kinderen in een vertrouwde wereld met maar een doel: héél veel spelen.

Door weer en wind
‘Och, ik kan het me nog goed herinneren,’ vertelt Egbert. ‘Bokje springen, steltlopen, knikkeren en tollen met de tirretoppe, je kunt het zo gek niet bedenken.’ Klimrekken en speeltoestellen waren er in die tijd nog niet. Kinderen waren aangewezen op hun eigen verbeeldingskracht. ‘Zo maakten we zelf een wipwap met een tonnetje en een plank en groeven ons eigen knikkerkuiltje. En weet je nog die hoepels, Bouwina? Dat waren echte ijzeren ringen, gemaakt door de smid. Een heel gesleep om die mee te nemen.’ Bouwina glimlacht: ‘of we gebruikten een oud fietswiel, waar we met een stok tegenaan sloegen om ‘m te laten rollen. En dan rennen maar!’ Samen met Trijn en Ida hinkelen en kaatsenballen – balletjes tegen de muur gooien, soms wel vier tegelijk – én touwtjespringen niet te vergeten. ‘Zodra iemand in de boog sprong, zongen we: (…)Anna ging naar boven, haalde een dikke stok. Kwam toen naar beneden en sloeg hem op zijn kop. Jan begon te schreeuwen, schreeuwde moord en brand. Buren kwamen kijken, er was niks aan de hand. Dat was me toch wat.’ De jongens speelden paardje, deden aan kaaibakken – ‘met twee stenen op elkaar en dan de bovenste eraf gooien met een andere steen’ – of waren aan het bokjespringen.

Weer of geen weer, altijd speulen. Vroor het, dan gooiden de kinderen water op het plein. ‘Konden we de volgende dag glieboantjen spelen.’ Of slingerpuutjen, waarbij een lange rij kinderen hand-in-hand rondslingerden. 'Ik weet nog dat ik aan het uiteinde stond en van de slinger zwiepte. Nou, dat heb ik geweten. Een gat in mijn hoofd en kapotte kousen. Nooit weer gedaan,' vertelt Bouwina.' En als er sneeuw lag, dan bouwden we een iglo. Of we smeerden elkaar in, natuurlijk.' Die sneeuw bleef altijd plakken onder de klompen. Het was nog een hele kunst om – al waggelend – op kluiten sneeuw over het plein te paraderen.

Aap, noot, Mies
Maar zodra de bel klonk, was het uit met de pret. Luisteren en opletten, hier was meester de baas. Even omschakelen, vooral voor Egbert. ‘Och, ik heb wel wat keren in de hoek gestaan. Met de handen op de rug.’ Briefjes gooien, klieren 'of we stopten de vlecht van het wichie voor ons in de inktpot. Kwajongensstreken, je kent het wel.' Op een schoolbord schreef meester de opdrachten. Taal, rekenen, schoonschrijven met een kroontjespen en lezen. 'Met het leesplankje, weet je nog? Aap, noot, Mies?' Bouwina knikt. 'En vaderlandse geschiedenis, kennis der natuur en zingen.' Zo rond twaalf uur begonnen de kontjes te wiebelen. Er werden plannetjes gesmeed voor landjepik en knikkertegenspelers gekozen. Nog heel even geduld…

Gehakt draaien en schoenen poetsen
Maar voordat de kinderen verder speelden, moest er thuis wat gebeuren. 'Mijn ouders hadden een slagerij. Samen met mijn zusje draaide ik de worsten en het gehakt,' vertelt Bouwina. 'Of ik moest de boel schoonmaken.' Egbert groeide op in een schoenmakersfamilie. Zijn opa en overgrootvader zaten ook al in de schoenen. Poetsen of de veters erin doen, 'ach, daar klaagde je niet over. Je wist niet beter. Ik had ook nog een krantenbaantje. Dat deed je gewoon voor niks. Alleen als de natuurkalender meekwam, dan kreeg ik wat centen.'

Waren de worsten klaar en de schoenen gepoetst, dan reisden ze terug naar hun fantasie. 'De landerijen in, op ontdekkingstocht. 'Kikkertjes en salamandertjes zoeken, die bewaarden we in een potje,' glimlacht Egbert. 'En slootjespringen natuurlijk. Moe is vast niet altijd blij met me geweest.' Als er ijs lag in de vaarten, gingen de echte waaghalzen schoaltjetrappen: zo snel mogelijk over het ijs naar de overkant rennen. 'Soms was het nog maar een paar centimeter dik. Nou, je kunt je wel voorstellen wat er dan gebeurde.'

De meiden kozen voor veiligere activiteiten. Haken of breien, elastieken of stoepranden. Vadertje en moedertje spelen met echte thee en koekjes; fantaseren over later, over trouwen en rondwandelen met een popke in de kinderwagen.

's Avonds na het avondeten met een boek opgekruld op de divan. Een rode, gloeiende blos op de wangen en het haar in de war. Als vader zei dat het bedtijd was, werd het boek naar boven gesmokkeld en stiekem onder de dekens met een knijpkat verder gelezen. Totdat de ogen zwaar werden, de slaap hen overviel en de spelletjes op het schoolplein in dromen wederkeerden.

Terug naar nu
Maar de kroontjespen, het ouderwetse schoolbord en de spelletjes op het plein verdwenen met de tijd. De fantasie van onze kinderen zit grotendeels verstopt in een scherm. In een digitale wereld die velen van ons niet kennen. Toch waait de knikkertrend soms plots weer op; zien we een springtouw, hoepel of stelten. Soms is een zelfgebouwde hut nog het schip van piraten, smikkelt iemand nog van heerlijke zandtaarten. Beelden die we moeten koesteren. Op een scherm of op het plein, de verbeelding van een kind blijft altijd bestaan. En he, zouden we allemaal soms niet even kind willen zijn? 'Ik geloof dat we vanmiddag maar even zakdoekje moeten leggen. Wat zeg jij, Bouwina?'

Bron: Elise de Jong | Beeld: iStock

Laatste nieuws