Tienduizend stappen door Noorderland

Welke noordelijke provincie je ook kiest, je doet een andere tekort. Dus stappen we voor de gelegenheid door drie tegelijk.

Welke provincie je ook kiest, je doet een andere tekort. Dus stappen we voor de gelegenheid door drie tegelijk, op één dag. Het kan rond het drie-provinciën-punt waar Groningen, Friesland en Drenthe samenkomen. Wonderschoon Noorderland!

In Allardsoog moet je zijn, onder de rook van Bakkeveen. Daar staat de grenspaal. Een buurtschapje met een handvol boerderijen. Camping met restaurant. Conferentieoord. Natuurvriendenhuis. Dat was het wel. De bewoners van dit archeologisch zo rijke streekje kunnen hun jas uittrekken in Groningen, hem ophangen in Friesland en vervolgens ‘t glas heffen op het terras in Drenthe. En dat alles binnen één minuut.

Een vreemde snuiter
Kijk ‘m staan. Een wat vreemde snuiter in het landschap, op het snijvlak van stippellijntjes op de landkaart. Baken in een keurige tuin, winterklaar. De robuuste witte paal steekt scherp af tegen het groen rondom. Een uit gietijzer opgetrokken ornament dat minstens een meter diep de grond in steekt en dus met geen mogelijkheid van z’n plek te krijgen is. Naar het schijnt hebben jeugdige grappenmakers dat voor hun oudejaarsstunt wel eens geprobeerd. Een vruchteloze actie natuurlijk.

Als gezegd, die grenspaal staat in een particuliere tuin. En omdat het niet de bedoeling is dat de – weliswaar bijzonder gastvrije – bewoners busladingen vol belangstellenden op hun erf ontvangen voor een toeristisch uitgebuite ‘halte drie-provinciën-punt’, zijn ze wat terughoudend. Door schade en schande wijs geraakt.

Ze hebben zich wel verdiept in de herkomst van dat object aan het voeteneind van hun perceel. Dat heeft namelijk een bijzondere geschiedenis. Officieel het drie-provinciën-punt, maar om het extra ingewikkeld te maken is dit toch écht een twee-provinciën-paal! De wapenschildjes van Groningen en Friesland prijken aan weerszijden. Die van Drenthe ontbreekt.

Dat komt zo: Groningers en Friezen vochten elkaar lange tijd de tent uit, of beter gezegd elkaars grond af. Het ging er vaak hard aan toe. Nu vormde het riviertje De Lauwers lange tijd een natuurlijke grens tussen beide provincies, maar daar waar grenzen vervaagden maakte men zich toch voortdurend schuldig aan landjepik. In 1890 stelde de overheid daarom letterlijk paal en perk aan deze praktijken en van Lauwerzijl tot Allardsoog werden precies 25 grenspalen gezet, op plekken waar de grens een bocht maakte. Een aantal daarvan is intussen verplaatst, door de tand des tijds aangetast of in de oorlog verwoest. Maar de meeste grenspalen staan nog steeds onwrikbaar op hun plaats. Soms goed zichtbaar vanaf de openbare weg, maar dikwijls ook wat verstopt tussen het struweel. Zoals deze, exemplaar 25, de laatste op rij. Weer wat geleerd.

Struinen in achtertuin
Deze grensstreek kent een weergaloze achtertuin om in te struinen. Het Mandefjild, een natuurgebied van enkele honderden hectares groot onder beheer bij It Fryske Gea en Staatsbosbeheer. Met bos, water, heide en zandverstuivingen, maar ook met historisch waardevolle sporen en archeologische opgravingen. Kortom, een stukje “Noorderland” waar het mooiste van onze provincies is samengebald. De wandelaar heeft diverse kleuren voor het uitkiezen in een netwerk van goed bewegwijzerde paden. Wij begonnen aan de groene etappe; op papier zo’n acht kilometer, maar met een ‘bonus’ naar Bakkeveen-centrum komen we met speels gemak aan onze tien.

Hoewel het hier op hoogtijdagen, zeker in weekends en vakantieperiodes, soms een drukte van belang is, blijft het Mandefjild gewoon zichzelf. Mooi. Van een ongerepte schoonheid. Daar doen de voetstappen van zoveel bezoekers niets aan af. Dat stoere landschap, een uitloper van het Drents Plateau, ontstond na de laatste ijstijd en kan wel een stootje hebben. De ontwerpers van de hunebedden liepen hier al rond, pakweg vijfduizend jaar terug.

Weg vol variatie
Variatie is het toverwoord. Nu eens slingeren over smalle bospaden waar om elke bocht de verrassing wacht, dan weer grasduinen met je neus in de wind, over de uitgestrekte vlaktes van de zandverstuiving. Vlak is het bijna nergens. We hobbelen door de Bakkefeansterdúnen en dwars over de heide van Allardseach.

Een tocht bezaaid met verhalen. Ook nare geschiedenissen, zoals die bij het Verzetsmonument in de bossen. Een dikke zwerfkei voor een gordijn van evergreens herinnert aan de laatste, roerige weken van de Tweede Wereldoorlog. Tien mannen vonden hier hun einde, daags voordat Bakkeveen door de Canadezen werd bevrijd. Tien verzetsstrijders uit Groningen. Hun namen zijn uit steen gehouwen, met de datum van fusillade erachter: 10 april 1945.

Onvoorstelbaar hoeveel hier in de loop der eeuwen afgevochten is. Naast restaurant De Drie Provinciën ligt nog een oude landweer, in oorsprong een aarden grenswal. Het voormalige verdedigingswerk is tegenwoordig nog maar een kilometer lang en dateert van de veertiende of vijftiende eeuw. Nu een vriendelijk tafereeltje met een sloot ernaast, maar in operationele staat was de landweer voorzien van ondoordringbaar doornig struikgewas en was die watergang een stuk breder. De linie had een strategische ligging op een zandrug tussen de hoge veengronden en moest de rondtrekkende, plunderende bendes vanuit Drenthe tegenhouden.

Sporen uit de oudheid
Aan verhalen van dat kaliber geen gebrek onderweg. Speciaal voor de weetgrage wandelaars is ook een archeologische route uitgestippeld. Met recht. Vondsten van artefacten hebben aangetoond dat in dit grensgebied dertienduizend jaar voor Christus al mensen woonden en werkten. Rendierjagers sloegen hier toen hun tenten op.

Ook de grafheuvels die zo nu en dan op onze eigen route opduiken, zijn op leeftijd, zo’n drie- tot vierduizend jaar oud. Van veel recentere datum, maar daarom niet minder indrukwekkend zijn de ‘holle wegen’ in dit gebied. Wie goed kijkt pikt ze er met het blote oog uit. Minstens zevenhonderd jaar oud zijn ze, uitgesleten door tijd, miljoenen voetstappen, paardenhoeven en zware karrenwielen. In de Middeleeuwen waren dit de drukbevolkte verkeersaders van Friesland naar Drenthe; slimme, begaanbare routes door verder onherbergzaam terrein. Slijtage door de massa en stuivend zand maken dat de groeven van die verbindingswegen – als de ene weg onbegaanbaar was geraakt, maakte men er gewoon een nieuw spoor naast – zelfs in onze tijd nog altijd duidelijk zichtbaar zijn.

Dobben en pingoruïnes
Een typerend verschijnsel in deze streek zijn de vele dobben en pingoruïnes. Ze zijn met het blote oog goed te zien. Dobben zijn waterpoelen en kunnen op verschillende manieren ontstaan; soms zijn ze door mensenhanden gegraven als blusvijver of drinkplaats voor het vee, soms ook op natuurlijke wijze gegroeid, bijvoorbeeld als gevolg van een nabijgelegen pingoruïne. Pingo’s waren door bevroren grondwater opgestuwde heuvels in het landschap, een bijzonder restant van de laatste ijstijd. Als de bodem onder zo’n pingo eenmaal ontdooide, zocht het water een uitweg en zakte die heuvel in. Wat resteerde was een ‘ruïne’, een kraterachtige vorm met water rondom. Daarvan zijn er nog tallozen in (Noord) Nederland.

Soms ontstaan door dit ondergrondse proces ook meertjes in de buurt die we dobbes noemen. De Harmsdobbe is zo’n voorbeeld. Een flink exemplaar en de erfenis van een pingoruïne. Naamgever is boer Harm Terpstra die de locatie begin vorige eeuw liet uitbaggeren. Jarenlang deed het watertje dienst als sobere zwemgelegenheid. Nu is het alleen nog een fantastische oase voor planten en dieren, waaronder reptielen van de aangrenzende heide. Ook is het water een kraamkamer voor veel libellensoorten. Door regelmatig onderhoud gaat It Fryske Gea bewust de verlanding tegen en zorgt dat de poel open blijft.

Grondbewoners en oerpony’s
Het Mandefjild is typisch zo’n natuurgebied waar ieder seizoen z’n eigen charme uitstraalt. Eén blik over de Heide van Allardseach en je ziet het plaatje zo voor je: een nazomerse pracht in paarstinten. Dopheide, struikheide en kraaiheide in volle glorie. De wereld aan mossen. De biotoop van adders, hagedissen en andere grondbewoners. Maar ook nu, in de verstilde maanden van winter zijn de vergezichten fraai en is de vegetatie bij vlagen spannend. Zo staat dit natuurgebied te boek als een van de rijkst gesorteerde paddenstoelenvindplaatsen, zo’n 250 soorten zijn er intussen aangetroffen. Spookachtig kan het soms zijn, als de zon een snipperdag heeft genomen en niets dan grijze mist regeert. Als het al wat begint te schemeren bij dat grote ven, waar de stakerige takken van één enkele dode boom een macaber silhouet vormen.

Andere ontmoetingen zijn ronduit vertederend. Tussen de klaphekken van het begrazingsgebied scharrelen grote delen van het jaar bekende, maar ook onverwachte gasten. Naast de kudde Drentse heideschapen zijn Exmoorpony’s ingezet. Een sober en sterk ras. Niet voor niets leven de paarden in hun natuurlijke habitat, het Britse Nationaal Park Exmoor, nog in half-wilde kuddes. Vriendelijke dieren, deze taaie oerpony’s met hun trouwe oogopslag. Ze horen bij uitstek thuis in de heuvelachtige streek. Tussen het geboomte houden ze de boel kort en blijken ook best bereid tot een korte fotoshoot. Je kans gemist? Niet getreurd. Het Mandefjild kent gelukkig magnifieke fotomomenten genoeg.

Bron: Jolanda de Kruyf | Beeld: iStock

Laatste nieuws