Gerard Dijkstra geeft eeuwenoude stronken tweede leven

Gerard Dijkstra laat zich graag inspireren door de vorm van een karakteristieke stronk.

Dit artikel verscheen in Noorderland 2017-6.

Gerard Dijkstra is één van de weinige Nederlandse kunstenaars die met kienhout werkt. Zijn unieke beelden zijn geboren uit eeuwenoude stronken, opgevist uit het veen. Stille getuigen van oerkracht en puurheid. Hun organische vormen prikkelen de fantasie. ‘Wat is geworteld in het verleden, krijgt nu opnieuw bezieling.’

Gerard zwierf als kind regelmatig met zijn ouders en broertje door de bossen en duinen van Soest. Vaak vond hij mooi gevormde boomwortels waar hij allerlei figuren in ontdekte. Tegen de tijd dat hij met zo'n stronk thuis kwam, had hij er hele verhalen omheen verzonnen. Met beitel en vijl ging hij toen al aan de slag. Die fascinatie voor hout uit de natuur is altijd gebleven, ook tijdens zijn werk voor de KLM en het landbouwproject in Costa Rica dat Gerard met zijn vrouw heeft opgezet. Door een bezoek aan de Friese kunstenaar Pieter Koning, die al sinds 1980 in Ierland woont en onder andere ook met kienhout werkt, viel het kwartje definitief. Gerard: ‘Ik besefte toen dat het de roots waren van Pieter, maar ook die van mij. Kienhout is voor mij het meest ideale oermateriaal om mee te werken. Het inspireert enorm. Om het kinderlijke experimenteren uit mijn jeugd meer diepgang te geven en nieuwe technieken te leren in het bewerken van kienhout, ben ik tien zomers achter elkaar in de leer gegaan bij Pieter in Ierland.’

Alles viel op z’n plek in Friesland
In 1999 streek Gerard samen met zijn vrouw Judy Hoomans in Nij Beets (FR) neer, op een indrukwekkend mooie plek met overgebleven petgaten uit de verveningtijd achter huis. Tegenwoordig is het een parel van een privé-natuurgebiedje, waar nog steeds kienhout in het water ligt. Alles viel op z’n plek. Tijdens het open huis voor de buurtbewoners vertelde Gerard en passant dat hij beelden zou gaan maken van kienhout. Enkele boeren hadden nog wel wat stobben in het land liggen die prompt drie dagen later werden afgeleverd. Gerard: ‘Er kwam een vracht vanuit het stroomgebied van het Koningsdiep en later ook nog een partij uit De Veenhoop. Het bleken prachtige bruikbare stukken te zijn; het meeste was grove den, maar er zaten ook stronken eik tussen. Voordat ik deze stukken kon bewerken moesten ze eerst een paar jaar goed drogen, omdat het hout anders relatief zacht is om te bewerken. Bovendien: hoe harder het hout, hoe duurzamer het is.’

Het beeld zit al in de stronk “verstopt”
Gerard laat zich graag inspireren door de vorm van een karakteristieke stronk. Vaak geeft die vorm, samen met de nervatuur (het patroon van bladnerven), al richting aan het uiteindelijke beeld dat voor hem een bezield wezen is. Gerard: ‘Als tijdens het werken nog hars tevoorschijn komt is dat een extra sensatie: die heerlijke geur! Puur intuïtief ga ik vijlen, zagen en slijpen en langzamerhand komt het beeld tevoorschijn dat al in de stronk verstopt zat.’

‘Voor mij is dit een erg spannende en heerlijke manier van werken die veel voldoening geeft. Het is een ontmoeting tussen het concept van de natuur en dat van mij. Het doet veel met me; ik ervaar vaak ontroering en puur geluk tijdens het werk en als het beeld af is. Er is een kunstwerk dat ik wel drie keer in de week oppoets, omdat ik zo van dat beeld houd. In de loop der tijd is er een klein barstje in gekomen, maar daar is het alleen maar spannender van geworden. Ik ben altijd geïnspireerd geweest door de Japanse visie op natuur en kunst, wabi sabi genaamd, die ervanuit gaat dat perfecte organische vormen meer kracht en expressie krijgen als ze de kenmerken van veroudering in zich dragen.’

Metafoor voor een mensenleven
Soms wisselt Gerard deze manier van werken af met een thema. Een onderwerp dat voorbijkwam was “Beelden van het Koningsdiep”. Het Koningsdiep is een kronkelende, oude rivier die het landschap voor een belangrijk deel gevormd heeft in het deel van Friesland waar Gerard woont. Je zou de waterloop als metafoor voor een mensenleven kunnen zien. In Bakkeveen is de bron – de geboorte – en voorbij Rauwerd eindigt de oude loop van de rivier in de Sneeker Oudvaart. Het tussenliggende gedeelte is als het leven zelf met hoogte- en dieptepunten. De kunstwerken die Gerard maakte staan allemaal symbool voor zo’n moment uit een mensenleven.

Nu bereidt Gerard het thema “Het lot” voor, aan de hand van gedichten van de Zweedse Karin Boye (1900–1941). Hij zoekt het hout uit waarin het thema voor zijn gevoel al aanwezig is, zodat het er “alleen nog maar” uitgehaald hoeft te worden. Gerard: ‘Dat klinkt makkelijk, maar het is en blijft altijd een zoektocht naar de mogelijkheden, en het anticiperen op de onmogelijkheden die tijdens het proces voorbij komen. Een beeld is af als het mij het gevoel geeft dat het altijd al zo had moeten zijn. Zo vertellen beelden hun eigen verhaal, een verhaal dat vooral gevormd wordt tijdens het werkproces.’

Het “uitkleden” van het model
Over het hele werkproces van ruwe stronk naar kunstwerk zegt Gerard: ‘Ik heb altijd ruwe stronken liggen die een hele tijd moeten drogen en verharden. De eerste fase is daarna het schoonmaken van het kienhout. De zachte delen en soms ook nog stukken schors worden verwijderd. Je ontdoet de stronk van z’n habijt, zodat het kernhout overblijft. De ruwe vorm die resteert is het model voor het beeld. Met beitels en schuurpapier, maar soms ook met een mechanische slijpapparaat werk ik naar het uiteindelijke resultaat toe. Als er hars vrijkomt bij dennenhout, dan moet dat intensief behandeld worden omdat het een heel andere, stugge structuur heeft. Ik ben altijd blij met die hars, want het geeft het uiteindelijke beeld ook een extra boeiende gelige kleurtoon. Die kleurnuancering is nooit aanwezig in eikenhout; het turfzuur maakt dat de kleur na bewerking bijna altijd zwart/grijs is. Het beeld werk ik af met een olie die de kleur intensiveert en een zachte glans geeft, waardoor de lichtwerking op en langs het werk het nog meer laat leven.

Bron: Gert Tabak | Beeld: Gert Tabak

Laatste nieuws