De tragedie van Paesens-Moddergat

Het dorp ligt stijf tegen de Waddenzee aan, nog in het Werelderfgoed. Paesens-Moddergat, tweelingdorp achter de Friese zeedijk

Dit artikel verscheen in Noorderalnd 2016-3.

Het dorp ligt stijf tegen de Waddenzee aan, nog in het Werelderfgoed. Paesens-Moddergat, tweelingdorp achter de Friese zeedijk. Dit is ook, of misschien wel juist, hún zee; bewierookt, bezongen en bemind. Maar ook verfoeid. Want dat unieke getijdengebied heeft ook een ander gezicht. Een inktzwarte kant. De klap van de scheepsramp die hun dorp in 1883 in diepe rouw dompelde, dreunt 133 jaar en vele generaties later nog na. Jacob Bosma van museum ’t Fiskershúske nam ons mee terug in de tijd, naar een tragedie die Paesens-Moddergat nooit helemaal te boven kwam. 

Met mijn kop in de wind klauter ik de zeedijk op. Mijn handen diep weggestopt in mijn jaszakken, de zoute wind die in mijn gezicht trekt, mijn dansende haren op het ritme van de golven. Hier kan het o zo stil zijn, maar nooit doodstil. Zo alleen, maar nooit eenzaam. Altijd hoor je de zee en de wind. Altijd zijn er de kolonies meeuwen op de kwelders, de groepen rotganzen die aan het zilte gras knabbelen en de schapen op de dijk. Maar vandaag is het zo stil als kan zijn in Paesens-Moddergat. 

Aan de ene kant van de dijk liggen de fiskershúskes, als een legpuzzel in elkaar gebouwd, die bol staan van de verhalen. Aan de andere kant de Waddenzee met in de verte Schiermonnikoog en Ameland. Daar tussenin, midden op de zeedijk, staat een monument dat een ieder de adem beneemt. Met daarop 83 namen van jongens en mannen die in de golven hun dood vonden. Aant Tietes Post – 14 jaar, Jitze Pieters Visser – 25 jaar, Haye Dirks de Boer – 71 jaar, Hille Cornelis de Haan – 12 jaar, en nog zo veel meer. Ze herinneren aan de grote ramp op 6 maart 1883. Een dag die Paesens en Moddergat voor altijd zou veranderen.

Op naar het Scholveld

Het was tijd. Méér dan tijd. Lang genoeg had de winter geduurd. De kelders waren leeg, de schepen lagen klaar, de schulden bij de bakker en de kruidenier stegen en het nietsdoen dreef de mannen tot wanhoop. Om maar over hun vrouwen te zwijgen, die tijdens het schrobben en boenen voortdurend voor de voeten gelopen werden. Toen de eerste voorjaarszonnestralen in de Waddenzee glinsterden, waren ze niet meer te stuiten. Ze móesten het water op. ‘Er is vast en zeker één visser met een grote mond geweest,’ vertelt Jacob Bosma. ‘Want eigenlijk waren ze aan de vroege kant. Maar het weer was prachtig en als er één gaat, tja dan de anderen ook. Stel je voor dat je een flinke lading vis misloopt.’ Dus vertrokken ze. In de nacht van 4 op 5 maart. Na een afscheid dat niet anders dan anders moet zijn geweest. 'De vrouwen hadden hun geliefden al zo vaak uitgezwaaid.' Tweeëntwintig schepen met 109 vissers aan boord voeren de haven uit. Op naar het Scholveld, een gebied ten noordoosten van Borkum. 'Het verhaal ging dat hier ooit een graanschip was gezonken waar heel wat vis op afkwam, waaronder schollen. Daar wisten de fiskers natuurlijk wel raad mee.' 

Razende storm

Zo rond half zes waren de schepen op hun plaats van bestemming en konden de lijnen uitgegooid worden. Het leek een mooie lentedag te worden, die vroege ochtend. En ondanks dat er slecht weer dreigde, berichtte de Leeuwarder Courant dat Van eene depressie niets te bespeuren is

Tot in de middag gitzwarte wolken kwamen aandrijven, 'die, zodra je eronderdoor kon kijken, een storm deden opsteken, vergezeld van hagel- en sneeuwbuien,' vertelt een ooggetuigenverklaring. En met de tijd verslechterde het weer. In de avond gierden rukwinden om de schepen, golven “zo hoog als boerenschuren” spuwden woeste schuimvlokken uit, navigeren met de zeilen was onmogelijk. 'Vooral omdat de aken en blazers eigenlijk helemaal niet zo geschikt waren voor de Noordzee,' legt Jacob uit. De hele nacht duurde de razende storm voort. De achterblijvers moeten angstig wakker gelegen hebben, biddend en wakend, met in gedachten de mannen die machteloos op zee dobberden. Terwijl de zee buiten de dijk bulderde. Als een moeder uit bed gleed om in het zwakke schijnsel van de lamp te kijken of ze in de verte iets van een schip zag, kwam ze bedrogen uit. Niets dan een diepe duisternis met opstuivende sneeuwvlokken en een huilende wind. Een ramp leek onvermijdelijk. 

De vis wordt duur betaald

En toch. Toch zullen de vissers hoop gehouden hebben dat bij dageraad de zee zou kalmeren. Niets bleek minder waar. In de vroege ochtend, op 6 maart, sloeg “De Twee Gebroeders” om. De eerste in een lange reeks. 'Waarschijnlijk tilde een grote golf het schip van achteren op, waarna het te water raakte.’ De mannen op de andere schepen zagen hoe hun vrienden, broers, vaders en ooms onder wild gejammer opgeslokt werden door de golven en zonder een spoor achter te laten in het zwart onder hen verdwenen. Wie was de volgende? 

Uiteindelijk vielen 17 schepen uit Paesens en Moddergat ten prooi aan de zee. De meeste vergingen op de gronden voor Schiermonnikoog en de Kalkman, bij de Engelsmanplaat. 

Ook een schip uit Den Helder, 3 uit Zoutkamp en 8 van Urk verloren de strijd tegen de storm. In totaal verdronken 121 vissers, 80 weduwen en 200 minderjarige kinderen achterlatend. Wie had ooit kunnen vermoeden dat de vis zo duur betaald zou worden…

Held van Nooitgedacht

Maar één visser wist de ramp op wonderlijke wijze te overleven. Zijn naam weerklonk in heel Paesens-Moddergat. Gerben Basteleur. Samen met zijn heit, oom, broer en neef voer hij op “De Nooitgedacht”, toen het drama toesloeg. ‘Wij spraken weinig,’ zou Gerben ooit verteld hebben. ‘Wanneer zouden wij in de diepte verdwijnen? Stil wachtten we onze beurt af.’ Een grote golf sleepte zijn oom mee de zee in; een tweede wierp hem weer binnenboord. Oom kroop in het vooronder en Gerben besloot bij hem te kijken. ‘Wat er toen gebeurde, weet ik niet. Toen ik weer tot mezelf kwam, stond ik tot aan het middel in ’t water. ’t Was stikdonker om me heen.’ Samen met zijn oom zat Gerben in ‘t vooronder. Een poos dreven ze rond, tot ze een geweldige schok voelden met daarop een oorverdovend gekraak. Ze werden zonder pardon op het strand gelanceerd. Zodra het vloed werd, steeg het water en Gerben zocht haastig naar iets om zich aan vast te houden. ‘Omke was toen al zo uitgeput, dat hij niet meer omhoog kon komen. Nog een tijdlang heb ik geprobeerd hem boven water te houden, maar hij stierf in mijn arm.’ 

De hele dag en nacht zat Gerben opgesloten in de blazer. Soms steeg het water weer tot zijn lippen; alle ledematen deden pijn. ‘’t Leven gold me niets meer. Uit wanhoop liet ik mij in het water glijden, om een eind aan mijn lijden te maken. Maar ik kwam niet verder dan tot de borst. De eb was ingetreden.’ Honger en dorst teisterden de verzwakte visser. Een eenzame dood leek op hem te wachten. ‘Opeens hoorde ik stemmen boven me. Ik riep zo luid als ik kon: “Hola, hier ben ik, hwa binne jimme, wie bennen jelui!”’ Gerben werd gehoord, want men begon meteen met kappen. Redding was nabij. De Nieuwe Dockumer Courant berichtte: ‘Zijn oom was naast hem bezweeken, terwijl reeds drie anderen zijner naaste verwanten den vorigen dag over boord waren geslagen. Eene ontzettende ramp, welker uitgestrektheid nog niet te bepalen valt.’ Gerben mocht dan gespaard zijn, zijn dierbaren waren in één klap weggevaagd. ‘Later zou Gerben zijn eigen broer opvissen,’ vertelt Jacob, ‘alsof het allemaal nog niet erg genoeg was.’

In eeuwig zwart

Uren, dagen wachtten de achterblijvers op de dijk. Turend naar de verte, in de hoop ergens een puntje van een mast te ontdekken. Tevergeefs. Hun lot werd verhaald door de wrakken die men aan de kust bij Ameland, Terschelling en Schiermonnikoog vond. Slechts vijf schepen keerden terug. De overlevenden hoorden het gejammer van vrouwen en kinderen al van verre boven de wind uit, zo gaat het verhaal. Heel Moddergat huilde. Een geluid dat niemand zou vergeten. 'Mijn pen is niet bij machte het leed te beschrijven,' meldde de Leeuwarder Courant. Van de 83 omgekomen jongens en mannen, mochten slechts 14 hun laatste rustplaats op het kerkhof van Paesens vinden. De gewone klederdracht werd verruild voor het zwarte rouwkleed, dat de meeste vrouwen tot hun dood droegen. 

Een enorme ramp, zelfs naar huidige maatstaven, die het geloof van alle vissersfamilies zwaar op de proef stelde. ‘In sommige families waren alle mannelijke leden verdronken,’ vertelt Jacob. ‘Een enorm deel van de beroepsbevolking was weggevaagd, kinderen waren hun vader en voorbeeld kwijt, vrouwen bleven zonder geld achter.’ 

‘Er moet geholpen worden,’ was de boodschap in verschillende brieven uit alle windstreken. Er werd een beroep op de liefdadigheid van het gehele Nederlandse volk gedaan. Het volk leek die boodschap beter te begrijpen dan ooit. Voor het eerst werd een officiële inzamelingsactie gedaan. In Middelburg werd een Fancy Fair georganiseerd, de Liedertafel “Apollo” in Amsterdam gaf een concert, Koning Willem III en Koningin Emma deden een flinke duit in de buidel en zo waren er nog vele anderen. In totaal werd een bedrag van 135.513,50 bijeen gebracht. Een onvoorstelbaar vermogen in die tijd. 

De tragedie leeft

‘Maar toch, ’t was niet genoeg,’ vertelt Jacob. De achtergebleven vrouwen konden er nauwelijks op teren. De armoede was groot in Paesens en Moddergat. Bovendien ging de kustvisserij steeds verder achteruit. ‘De vloot hield hardnekkig vast aan de tradities. Aan de manier waarop pake en oerpake het ooit deden. Misschien ook wel uit besef, opdat wij hen nooit mochten vergeten, maar het brak hen op.’ De vissers misten de moderniseringsslag en konden de ontwikkelingen van de tijd niet bijbenen. Daarnaast liep de vis aan de kust flink achteruit en bleken andere plaatsen met een haven, zoals Zoutkamp, veel aantrekkelijker. 

En dan nog, geen geldbedrag kon het enorme verdriet van de verloren geliefden wegnemen. Dat bleef en werd doorgegeven van generatie op generatie. Nog steeds dwaalt er een zweem van de tragedie over de zeedijk. Een herinnering aan het nietige mensenbestaan achter de Friese zeedijk, in het Werelderfgoed Waddenzee

Museum ’t Fiskershúske

In het beschermde dorpsgezicht van Moddergat vind je museum ’t Fiskershúske, een openluchtmuseum dat de herinneringen aan de verdwenen kustvisserij en de visserscultuur, die hier ooit van levensbelang was, levend houdt. Het museum bestaat uit vier gerestaureerde vissershuizen en een expositieruimte voor wisselende tentoonstellingen. Het oudste huisje dateert van 1794 en geeft een beeld van de inrichting van een vissershuis langs de waddenkust rond 1850. In de grotendeels betegelde voorkamer leefde het vissersgezin; de achterkamer diende als werkruimte: hier voorziet de vrouw des huizes vishaken van de door haar opgegraven wadpieren. In “Klaske’s Húske” zijn de kamers ingericht in de stijl van de vroege 20ste eeuw. Hier kun je zelfs nog even in de bedstee kruipen! In huisje “De Aek” vind je de permanente expositie Vissers van Wad en Gat, met aandacht voor scheepsmodellen, vissersgereedschap, het reddingswezen en herinneringen aan de scheepsramp van Moddergat. Kijk voor meer informatie op
www.museummoddergat.nl

Met dank aan De ramp van Moddergat, door R. IJbema en H. de Haan, in opdracht van Stichting ’t Fiskershúske (2008). 

Bron: Elise de Jong | Beeld: iStock

Laatste nieuws