Muzikanten met strepen

Muzikanten bij de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso (KMKJWF) maken muziek voor Defensie.

Blazers en slagwerkers die bij de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso willen spelen, moeten goed beseffen dat ze in dienst treden bij Defensie. Al hoeven de muzikanten niet wekelijks de hindernisbaan op. En ja, ze geven ook gewoon concerten voor publiek. ‘Maar als we bij het paleis een ambassadeur ontvangen, hebben we die militaire uitstraling nodig.’

De vogels fluiten, de gazons liggen er keurig bij en langs het groen staan prullenbakken. De zon kondigt de lente aan. Het lijkt zomaar een parkje in een woonwijk. Maar de groepjes mannen en vrouwen in camouflagepakken die hier en daar uit de gebouwen komen, verraden waar we zijn: op een legerterrein. Eerste sergeant Piet Durk Meijer (39), trombonist
bij de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso (KMKJWF), laat de gelijknamige kazerne zien – een begrip in Assen, met zijn historische architectuur.
De route voert langs een parkeerplaats vol legervrachtwagens, de hindernisbaan, tandarts en huisarts, voorbij de wooncomplexen en staf- en schoolgebouwen. ‘En hier zit de bar.’ Bij de KMKJWF aangekomen toetst Piet Durk een code in naast een soort loodsdeur. Binnen denk je ergens backstage te zijn beland: overal grote zwarte kisten met concertmateriaal en bladmuziek. Beneden en boven is een kantine, waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan – blauwe zitstoelen, bruine formicatafeltjes, een open kast met allerhande papieren en een koperen kogel (‘Het is hier ook een museum,’ aldus Piet Durk), een dartbord (hij wijst naar gaatjes in het plafond) en een prijslijst op de keukenkastjes; een colaatje kost hier 55 cent. Op de begane grond ligt de zaal waar het gebeurt: de repetitieruimte. Piet Durk knipt het licht aan.

Van Prinsjesdag tot O’G3NE

Hoe komt een mens bij een militaire kapel terecht? Dat kan chef-dirigent Tijmen Botma als geen ander uitleggen. Hij maakte eerst naam in het circuit van amateurorkesten in Friesland. Daarna volgde de stap naar professionele orkesten. Tijmen richtte in 1990 het Nederlands
Koperensemble op. ‘En als je een tijdje in de HaFaBra – harmonie, fanfare en brassband – hebt gezeten en met professionals hebt gewerkt, wil je méér.’ Dan zijn er twee smaken: ‘Een symfonieorkest of een militaire kapel.’ Het eerste Defensie-orkest dat Tijmen verwelkomde, was het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht Bereden Wapens. Hoorden daar paarden bij? ‘Nee, wel fietsen,’ grinnikt hij.

De KMKJWF is één van de drie grote harmonieorkesten binnen Defensie. De kapel telt zo’n 50 muzikanten en is het oudste beroepsorkest van de Nederlandse krijgsmacht. ‘Op Prinsjesdag lopen wij voor de koets,’ vertelt Tijmen. ‘De Luchtmachtkapel staat bij het paleis en de Marinierskapel op het Binnenhof.’ Deze orkesten hebben ook een rol bij de Nationale Dodenherdenking, op 4 mei op de Dam. Bij toerbeurt mogen ze het taptoe-signaal spelen. Dit jaar staat de KMKJWF op de Grebbeberg. Ook speelt de kapel bij de jaarlijkse herdenking op de Amerikaanse begraafplaats Margraten en bij de Nationale Indiëherdenking.

Behalve bij militaire en staatsceremonies treedt de kapel ook “gewoon” op, naast grote namen. ‘Trijntje Oosterhuis en O’G3NE bijvoorbeeld,’ vertelt Tijmen. ‘En onlangs nog speelden we bij een benefietconcert met Claudia de Breij en Paul de Leeuw.’ Heel bijzonder vond Tijmen De laatste vriend van Napoleon, met Ellen ten Damme en Arjan Ederveen: een muzikaal theater in Delfzijl, gebaseerd op regionale historie. ‘In een oude loods stonden we tien dagen achter elkaar voor 1.000 man publiek.’ Toch mist er nog iets: ‘Een vaste plek in de concertagenda van de Oosterpoort in Groningen of in Leeuwarden,’ zegt Tijmen beslist. ‘Ik weet zeker dat daar publiek voor is.’

‘Op Prinsjesdag lopen wij voor de koets’

Plakkers op je lichaam

Om te mogen solliciteren bij de kapel, moet je minimaal een bachelordiploma van het conservatorium hebben. De selectieprocedure is een langdurig en intensief traject. ‘Het begint met proefspelen, audities dus,’ vertelt Tijmen. ‘Dan volgt een motivatiegesprek, een sporttest en een psychologische test. Daarnaast krijgen de kandidaten een interne training van twee weken op de Koninklijke Militaire School. Ze gaan mee op bivak en leren de verschillende rangen en militaire structuren. Een spoedcursus dus.’

Kim Grisel heeft het allemaal meegemaakt. Zij is sinds afgelopen zomer een van de 12 klarinettisten bij de kapel. ‘Toen ik was afgestudeerd, deed ik vooral schnabbels. Dat was leuk, maar ook onzeker. Via een vacaturesite zag ik dit voorbijkomen.’ De onorthodoxe selectie was soms even doorbijten. ‘Ik wilde gewoon in een orkest spelen. En dan sta je daar ineens naakt met allemaal plakkers op je lichaam omdat ze je hartslag willen controleren.’ Kim liep mee met de reservisten. ‘We leerden ook schieten met een semiautomatisch wapen. Grappig genoeg lijkt dat wel een beetje op muziek maken: je moet je adem onder controle hebben, anders beweegt de loop van het geweer op en neer.’ 

Lang niet alle kandidaten weten wat hun precies te wachten staat. ‘Ze moeten echt militair willen worden,’ benadrukt Tijmen. ‘Als ze straks bij paleis Noordeinde een ambassadeur ontvangen met ereroffels, moeten ze die uitstraling hebben.’ Dat betekent ook langdurig stilstaan en zwijgen. Kim en Piet Durk kennen de trucjes: onzichtbaar met je knieën en tenen wiebelen. Eenmaal aangenomen krijgen de kersverse militairen de rang van korporaal. Kim: ‘We mochten allemaal onze veldpet op de grond gooien en de baret opzetten. Je krijgt je strepen opgespeld en die worden gedoopt in bier.’ 

De orkestleden hoeven niet op missie. Maar in het buitenland komen ze evengoed, voor muzikale shows. Tijmen somt op: ‘Edinburgh, Vancouver, Zuid-Korea…’ Ook Kim is al een paar keer naar Duitsland geweest en komende zomer staat een reis naar Litouwen gepland. Valt er nog iets te wensen? Jazeker, zegt Tijmen: ‘Dat we ooit mee mogen op staatsbezoek.’

Elke week nieuwe stukken

De kapel repeteert elke dag tussen 9 en 12 uur. De repetitieruimte is een flinke zaal met een hoog plafond. Piet Durk wijst waar de verschillende blazers en slagwerkers zitten. Vloerbedekking op de grond, her en der liggen dempers. Het doet meer denken aan een muziekschool dan aan het leger. Totdat je ziet wat er aan de muur hangt: kiekjes van feestjes, hoe gênanter hoe beter. ‘Dat is onze Wall of Shame,’ grijnst Piet Durk.
Achter in de zaal staan trommels opgesteld in kasten, erbovenop een schellenboom versierd met wit-blauwe pluimen. ‘Ik laat de orkestleden elke week een ander programma instuderen,’ vertelt Tijmen. Dat hangt samen met de concerten die ze geven én het motiveert hen. ‘Je hebt te maken met goede muzikanten, die heel snel hun partij kennen. Ook daarom zeg ik altijd: liever één repetitie te weinig dan twee teveel.’ Op het hoogtepunt van het jaar is het flink aanpoten. ‘We hadden ooit vier verschillende concerten in drie weken, die dus allemaal door elkaar liepen. Dan zat ik daar met vijf stapels partituren voor me. Toen dacht ik weleens: hoe gaan we dat er allemaal doorheen krijgen…’ 

Na de repetitie is het aan de muzikanten om thuis of op de kazerne hun partijen verder voor te bereiden. Voor de binnenslapers verlopen de dagen volgens een vaste indeling. ‘In de middag ga ik sporten of naar yogales,’ vertelt Kim. ‘Of wandelen in het Asser bos.’ ’s Avonds komt het er dan weer op aan: drie uur lang studeren. Als de muziek het toelaat, neemt Kim de es-klarinet voor haar rekening. ‘Dat is een uitdagend instrument dat hoog boven het orkest uit schalt.’ Daar komt bij dat ze heel kritisch is. ‘Het liefst studeer ik in een heel klein hokje. Als het geluid daar heel slecht is, valt de akoestiek bij een optreden mee. Als je altijd in een kerk speelt, raak je verwend.’

De kapel repeteert in het dagelijks tenue: het “DT”, vertelt Tijmen. ‘Dat bestaat uit een groene broek, bloesje, trui en stropdas.’ Het transformeert de muzikanten meteen in militairen. Of er ook gesalueerd wordt? Tijmen lacht. ‘Het liefst zou ik natuurlijk willen dat iedereen als ik binnenkom… Maar nee, alleen als er bijvoorbeeld een generaal op bezoek komt.’ Kim moest even aan het uniform wennen. ‘Er ontstaat daardoor wel een groepsgevoel. In de selectieperiode speelde ik soms als enige in burger mee. Dat voelde ook raar.’ Wel vindt ze dat sommige kleding wat meer met de tijd mee mag. ‘Neem ons concerttenue: de vrouwen dragen een strakke rok tot op de enkels. Erg onhandig, helemaal met bijvoorbeeld een saxofoon. Al ziet het er natuurlijk wel heel feestelijk uit.’

Berenmuts weegt een paar kilo

Het kan nog een graadje erger: de kleding tijdens ceremoniële plechtigheden. Vooral de grote “berenmuts” (Piet Durk: ‘Tegenwoordig is die gewoon van polyester’) springt in het oog. Hoe voelt het om zoiets te dragen? Tijmen begint voorzichtig. ‘Heel eerlijk? Het pak zit prima, maar die muts is een crime,’ bekent hij. ‘Die weegt een paar kilo. Als je loopt en je begint te transpireren, dan zit dat niet prettig. Je krijgt er hoofdpijn van.’ Ook Kim weet er alles van. ‘Die muts is een soort emmer. Na een kwartier begint het pijn te doen. Sommigen doen er een pvc-buis in, maar dan wiebelt-ie meer tijdens het lopen.’ De truc is om de muts af te zetten zodra dat mag, al is het maar vijf minuten. Piet Durk heeft weleens militairen zien flauwvallen. ‘Het moeilijkste moment komt als je net hebt gelopen en gespeeld, en dan drie kwartier moet stilstaan. Je moet jezelf afleiden en aan iets anders denken. Aan wat je thuis nog moet doen, de boodschappen.’ In Tijmen ontwaakt op zo’n moment de militair: ‘Pijn is een emotie en emoties kun je uitschakelen.’ Hij lacht erbij, maar hij meent het wel. Want de eer wint het van het ongemak. ‘Trots ben je, met dat tenue aan.’

De berenmuts wordt bewaard in de landelijke opslag in Soesterberg. Thuis bij de muzikanten hangen de drie andere uniformen, waaronder het gevechtstenue, voor plechtigheden waar eenheid van tenue geldt. Er zijn ook muzikanten met een onderscheiding. ‘Onze kapelmeester heeft het rode erekoord gekregen voor bijzondere verdiensten,’ zegt Tijmen. ‘Hij mag dat altijd dragen, ook op zijn DT.’ 

30 keer het Wilhelmus

Het Wilhelmus spelen ze zo’n 30 keer per jaar, schat Tijmen. Maar beu worden ze het niet. Gevraagd naar hun voorkeur, het Wilhelmus of de Mars van de Jonge Prins van Friesland – die volgens protocol gespeeld wordt als er geen leden van het Koninklijk Huis aanwezig zijn – antwoorden ze alle drie resoluut: het Wilhelmus. ‘Het is toch een prachtig volkslied,’ zegt Tijmen. Kim: ‘Nederlanders zouden wel wat trotser mogen zijn op de kunst en cultuur die hiervandaan komt.’

Ook buitenlandse volksliederen staan op het repertoire. Als er een nieuwe ambassadeur wordt aangesteld bijvoorbeeld en diegene zijn zogeheten geloofsbrieven komt overhandigen aan de koning. Zo herinnert Tijmen zich het volkslied van Bahrein, Kim denkt aan Amerika. ‘Dat volkslied is natuurlijk heel bombastisch en groots, net als het land zelf.’ Als persoonlijke favoriet noemen ze ook de eigen KMK-mars. ‘Die spelen we bij elk concert,’ zegt Tijmen. En als Kim zou mogen kiezen, weet ze ook nog wel een paar mooie composities: Tijl Uilenspiegel van Strauss – waarin de es-klarinet de kwajongen vertolkt – of de revolutionaire Lentewijding van Stravinsky. ‘Hoe meer gewaagde stukken, hoe beter.’

Telefoontje van Pieter van Vollenhoven

De KMKJWF is de enige militaire kapel met het predicaat Koninklijk. ‘Dat geeft status,’ vindt Tijmen. Hij heeft een aantal leden van het Koninklijk Huis ontmoet, onder wie Beatrix. Ook Willem-Alexander schudt hij weleens de hand, bijvoorbeeld in de Ridderzaal op
Veteranendag. ‘Wat me opvalt is zijn betrokkenheid, dat hij intensief luistert en dat niets hem ontgaat.’ Piet Durk werd eens opgebeld door Pieter van Vollenhoven na een optreden van een koperkwintet op Bevrijdingsdag: ‘Hij bedankte ons persoonlijk voor de leuke ochtend en de mooie muziek.’ 

Enige affiniteit met het Koninklijk Huis is voor de leden van de kapel wel handig. ‘Ik kan gerust zeggen dat iedereen bij ons Oranjegezind is,’ verklaart Tijmen. Kim houdt in ieder geval van tradities en ceremonies: ‘De romantische kant van het koningshuis.’ Maakt het nog uit wie er op de troon zit? ‘Ik heb weleens gehoord dat Beatrix een enorme fan zou zijn van militaire muziek,’ zegt Kim. ‘Nu doen we juist wat minder ceremonieel en meer concerten.’

Zenuwen bij cd-opname

Tijmen noemt het ‘een droom’ om dirigent te zijn bij de KMKJWF. ‘Bij al die mooie gelegenheden kun je mensen raken, op militair en muzikaal gebied.’ Als hoofdvakdocent HaFaBra-directie aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen streeft hij ook een hoger doel na: ‘We geven studenten de kans om voor een professioneel orkest te staan. De kapel is zo een voorbeeld voor de blaasmuziek in Nederland.’ Dat blijkt ook uit cd’s die ze opnemen. Kim is zelden zenuwachtig, maar bij zo’n opname knaagde er iets. ‘Daarvoor heb ik me suf gestudeerd.’ 

Buiten op het kazerneterrein zet Piet Durk, volgens voorschrift, zijn baret op. Op deze vrijdagochtend is het stil, de hindernisbaan ligt er afwachtend bij. Het is kennelijk vooral het ritme dat hier overzicht verleent aan het bestaan. ‘Voor binnenslapers is het heel rustgevend,’ vindt Kim. ‘Het is fijn om te weten hoe je dag eruitziet. In Amsterdam heb ik veel meer ruimte om na te denken.’ De meeste moeite heeft ze met de brug tussen haar beide levens: ‘Dan is Amsterdam ineens zo druk.’ Kim woont daar samen met haar vriend. Ze is wel netjes geworden, vertelt ze. ‘Waarom is dat bed nog niet opgemaakt, denk ik dan, terwijl dat me vroeger niets uitmaakte. Het kazerneleven vormt je.’

Bron: Ankie Lok | Beeld: Max de Krijger, hoofdfoto met dank aan Defensie

Laatste nieuws