De uil maakt zich klaar voor het seizoen

Het seizoen dat de uil baltst is aangebroken.

“Meneer de Uil” is aandoenlijk en angstaanjagend tegelijk. Mooi en mysterieus. Neem de bosuil: een beauty, maar ook een geduchte rover met z’n ragscherpe klauwen, gekromde snavel en twee priemende ogen in een wendbare kop. Een vroege vogel bij uitstek. Als wij nog aan de grote voorjaarsschoonmaak moeten beginnen, heeft hij z’n boeltje alweer keurig op orde en is het nest klaar voor de “housewarming”.

Uilen maken op mensen vaak een bijzondere indruk. Je ziet ze over het algemeen weinig en ze zijn omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Niet voor niets werd de uil vroeger vaak geassocieerd met wijsheid, maar ook met de dood. Een schreeuwende uil in de nacht zou duiden op kommer en kwel dat aanstaande was. Uit bijgeloof werd indertijd vaak een uil gedood en aan de staldeur vastgespijkerd. Gelukkig weten we deze bijzondere vogel tegenwoordig wel te waarderen. Wat is er nu leuker om te zien dan een uil op een tak in de boom die “een uiltje knapt”, waarbij hazenslaapjes afgewisseld worden met knipogen, geeuwen en het uitrekken van de vleugels.

Stam– en dwaalgasten

In Nederland kennen we zes soorten broedende uilen: de bosuil, kerkuil, steenuil, velduil, ransuil en de Europese oehoe behoren tot onze nationale stamgasten. Hoewel we die laatste in Noorderland niet zien; de oehoe komt alleen in Limburg en in de Achterhoek voor. Soms treffen we in Nederland nog wel eens een andere uilensoort. Meestal zijn het dwaalgasten; vogels die zijn gaan zwerven omdat er in hun eigen regio te weinig voedsel was. Ook zien we sporadisch wel eens een uitheems broedgeval, zoals de ruigpootuil die feitelijk al lange tijd niet meer in Nederland voorkomt. Dat soort broedsels toont aan dat de uil in elk geval zijn best doet om het leefgebied uit te breiden, maar daarin nog niet erg succesvol is geweest. 

Ieder z’n eigen nest

Na de baltsperiode, die al in december begon, zijn bosuilen in februari al bezig hun eieren uit te broeden. Alle soorten maken hun nest op hun eigen, unieke manier. De bosuil begint al vroeg met het kiezen van de nestplaats, vaak een holle boom of nestkast, maar ook oude kraaien- of roofvogelnesten en zelfs een konijnenhol kunnen worden gebruikt. De eieren worden in ongeveer een maand uitgebroed.

Kerkuilen deden vroeger hun naam eer aan doordat ze via de galmgaten de kerktoren binnendrongen om daar, ergens in een donker hoekje, een nest te bouwen. Tegenwoordig zijn veel galmgaten dichtgemaakt en broeden bijna alle kerkuilen in nestkasten of oude schuren die al toegankelijk zijn of dat speciaal zijn gemaakt. Kerkuilen beginnen rond maart met broeden.

Steenuilen houden meer van kleinschalige boerenlandschappen met knotwilgen, fruitbomen en houtwallen. Ook broeden ze graag in oude schuren die gemakkelijk toegankelijk zijn door gaten in het dak, kapotte ramen of oude deuren die altijd open staan. Steenuilen baltsen in maart of april en leggen daarna eieren die in zo’n vier weken worden uitgebroed. 

Velduilen pakken het weer heel anders aan, zij leggen hun nest in een ondiepe kuil in de grond. We komen de velduil nog hoofdzakelijk op de Waddeneilanden tegen, waar enkele paren zich staande proberen te houden in duinvalleien en open natuurgebieden met voldoende voedsel. Maar veel geschikte leefgebieden zijn verdwenen, waardoor de velduil het erg moeilijk heeft in Nederland.

Ransuilen broeden graag in bossen in de buurt van open landschappen, houtwallen en loofbomen. Ook kom je ze soms gewoon in een dorp tegen, bijvoorbeeld op een kerkhof of in een woonwijk. Overal waar ze maar voldoende rust en beschutting kunnen vinden. Van ransuilen is bekend dat ze zich in de herfst- en winterperiode soms met tientallen tegelijkverzamelen op gemeenschappelijke slaapplaatsen die ook wel roestplaatsen worden genoemd. Hier vind je veel groenblijvende bomen (zoals de taxus) die in de winter voldoende beschutting bieden en waardoor de vogels vaak onopgemerkt blijven. Het begin van de paarvorming onder ransuilen vindt hier al in januari plaats. In maart en april vindt de balts plaats in het nieuwe territorium, de eieren komen na zo’n vier weken uit.

Trouw en honkvast

Sommige uilenparen zijn elkaar een leven lang trouw. Bosuilen en steenuilen blijven net zo lang bij elkaar tot één van de partners sterft, pas dan wordt gezocht naar een nieuwe levenspartner. Maar ze zijn ook honkvast, blijven trouw aan hun broedplaats en proberen ieder jaar op dezelfde plek opnieuw een nest jongen groot te brengen. Kerkuilen kiezen regelmatig een nieuwe partner, zij het noodgedwongen, door de hoge sterfte onder deze soort. Ransuilen kiezen per jaar een nieuwe partner voor het komende broedseizoen. 

Takkelingen

Jonge uilen verlaten vaak al na enkele weken het nest, ook zonder voldoende “vlieguren”. Ze klauteren en fladderen dan wat rond in de omgeving van het nest en het duurt enkele maanden voordat ze volledig zelfstandig zijn. Jonge bosuilen, steenuilen en ransuilen die het nest in de boom verlaten, kom je soms tegen op omringende takken, waar ze wat rondscharrelen, in afwachting van prooien die door de ouders worden aangevoerd. Deze eigenschap heeft ze de naam “takkeling” bezorgd. Het gebeurt wel dat een uilenjong in zijn onhandigheid uit de boom valt. Maar takkelingen kunnen, hoe jong ook, prima klimmen. Vaak klimmen ze op eigen kracht langs de stam weer terug naar het nest of zoeken een nieuw plekje ergens op een tak.

Jagers op gehoor

Uilen zijn uitstekende jagers. Ze hebben hiervoor sterk ontwikkelde zintuigen. De ogen, waarmee ze goed kunnen zien bij schemer en in het donker, zijn heel gevoelig voor licht. Ook hebben ze geweldige oren waarmee ze de kleinste geluidjes opvangen en zo een potentiële prooi kunnen lokaliseren. De oren zitten op ongelijke hoogte, waardoor ze met het ene oor vaststellen of het geluid van boven of van beneden komt en met het andere oor of het van links of rechts komt. Zelfs als het bijna geheel donker is, kan een uil een prooi puur op zijn gehoor vangen. 

Braakballen met ‘n verhaal

Uilen jagen vooral op muizen, kikkers, insecten en zelfs andere vogels. Dit doen ze hoofdzakelijk ’s nachts, hoewel velduilen en steenuilen ook overdag jagen. Een bosuil verschalkt nog wel eens een vleermuis. Prooien worden in z’n geheel naar binnen gewerkt, maar bevatten veel onverteerbare delen zoals botjes, haren en nagels. In de maag worden deze delen samen gekneed tot een bal. Deze wordt later weer uitgebraakt in de vorm van een braakbal. Iedere uilensoort heeft zijn eigen braakbal qua vorm, grootte en inhoud. En daar valt heel wat uit af te lezen over z’n lievelingskostje bijvoorbeeld. Kom je veel braakballen op één plek tegen, dan heb je waarschijnlijk een roestplaats van een uil ontdekt. Bij de bosuil zal dat niet snel gebeuren; die braakt zijn bal uit onder het vliegen, waardoor ze minder gemakkelijk te vinden zijn.

Het voedselaanbod is van invloed op het broedsucces van uilen. In een goed muizenjaar brengen uilen meer jongen groot dan in een magere muizentijd. Zeker als er sprake is van een muizenplaag zijn uilen geliefde “opruimers”. De uil staat trouwens niet bovenaan de voedselketen; ook deze vogel wordt soms slachtoffer van rovers, zoals haviken en sperwers. Vooral voor de ransuil hebben die aanvallen grote gevolgen gehad. Deze soort is daarom de bossen uitgetrokken en naar de veiliger dorpsranden verhuisd. 

Bron: Jan Duker | Beeld: Jan Duker, Aaldrik Pot, iStock

Laatste nieuws