Wilde Rixt, heks van ‘t Oerd

Steeds sterker raakt Rixt in de ban van hekserij.

Zij verbeeldt zonder twijfel de bekendste sage van de Waddeneilanden: Rixt van het Oerd. Ritskemooi van Ameland. Vrouw met een duister verhaal. Een toverkol, bezeten van duivelse waanzin. Of misschien was zij gewoon een arme vissersweduwe; een tot waanzin gedreven moeder, doodziel alleen dolend op het hoogste eilandduin.

Hoe het ook zij, Rixt heeft de schijn tegen. Al eeuwen lang. Geen beste naam, Waddenbreed. Je treft haar in Buren, pontificaal geposteerd in het hart van ‘t meest oostelijke dorpje op Ameland. Aan het kleine brinkje waar Hoofdweg en Esther Meindertsstraat elkaar ontmoeten kreeg ze een bronzen voetstuk. 

Rixt regeert er in volle omvang. Aan haar linkerhand bungelt een stormlantaarn, de rechter knuist is stevig over de wandelstok gekromd. De noordwestenwind lijkt voortdurend vrij spel te hebben rond de mouwen van haar cape, en om haar muts die bij de hals is dichtgesnoerd. Het is een koude, woeste nacht op Ameland. Maar in haar ogen brandt het vuur. Rond die dunne mond speelt een grimmig lachje. Deze vrouw broedt op snode plannen.

Meer verwante sagen

De legende van Rixt, “de Oerdheks”. Het is zo’n historische vertelling die zich net zo goed op andere eilanden, of elders aan de Nederlandse kuststrook kon hebben afgespeeld. Het is dan ook geen wonder dat er meer verwante sagen circuleren, legendes waarin een boosaardige vrouw als Rixt de bedenkelijke hoofdrol speelt. Er zijn vele versies van haar illustere verhaal. Laten we er, gemakshalve, maar van uitgaan dat het zo gegaan is.

We leven halverwege de achttiende eeuw. Rixt is een doodgewone vrouw, afkomstig uit het dorpje Wierum aan de Friese noordkust. Maar daar slaat het noodlot toe. Haar Evert komt om, een visserman. Haar geest raakt verward. Steeds sterker raakt Rixt in de ban van hekserij. Uiteindelijk besluit ze het vasteland te ontvluchten, samen met haar zoontje Sjoerd. Ze stappen in een schamel bootje dat hen tot de oostpunt van Ameland voert en daar, in de ruigte van het onbewoonde land, zetten ze voet aan wal. Van het schuitje en gevonden wrakhout bouwen ze een hutje, in de luwte van een oude vlier. 

Het Oerd – nu een uitgestrekt duincomplex aan de oostflanken van het eiland – is dan nog woest en onherbergzaam. Verlaten gebied, praktisch onbewoonbaar. Maar niet voor de wrokkige Rixt. Zij zoekt de eenzaamheid bewust op. Ze is teleurgesteld geraakt in de mensheid en trekt zich terug, ver van de boze buitenwereld. Moeder en zoon worden niet lastig gevallen, daar op dat dor stukje grond. De mensen kijken wel uit; Rixt boezemt de anderen angst in, met haar wilde ogen, haar spottende blik. 

Volleerd strandjutters

Zo leven ze van wat het eiland geeft. Het is geen vetpot. Af en toe vis van het wad gevangen. Een duinkonijn gestroopt. Kruiden en grassen geplukt. Alles wat aanspoelt komt hen toe. Ze worden volleerd strandjutters, Rixt en Sjoerd. Ze moeten wel, om in leven te blijven. Want de zee neemt. Grote happen land worden door de golven verzwolgen, tijdens de nachtelijke stormen die hen de schrik om het hart slaan. Maar die stormen leveren ook wat op. Menig vissersboot raakt in nood op die woeste baren; de schepen slaan meer dan eens om en vergaan dan met man en muis. Bemanningsleden spoelen aan op het strand, maar er komen ook kostbaarheden aan land, buit om van te bestaan. Een vaatje met gepekeld voedsel, dan eens een kruikje wodka, hout om van te stoken.

Zo slijten ze hun dagen samen. Maar Sjoerd groeit uit tot een jongvolwassene en raakt verveeld. Wil wat van de wereld zien. Varen op de Oostzee. Hij droomt van het avontuur, van een leven als zeeman. En de vrijbuiter gaat. Sjoerd verdwijnt aan boord en uit het leven van zijn moeder, die in bittere eenzaamheid achterblijft. Haar verdriet neemt tomeloze vormen aan. Ze weent en krijst en vloekt. Maar alleen de wind en de golven horen haar gejammer. De jaren verstrijken en Sjoerd blijft weg.

Een duister plan rijpt

Geen mens komt meer in de buurt van die “kwaaie heks” die zich in haar sobere hutje bij de vlier probeert staande te houden. De koude, donkere nachten rijgen zich aaneen en gevoed door honger en verdriet rijpt in haar boze hart een duister plan. Waarom zou ze wachten op schipbreuk? Wachten op de volgende vernietigende schuimkoppen aan de horizon. Waarom niet het lot een handje helpen? Haar kansen op juttersvondsten vergroten.

Die nacht zijn de omstandigheden perfect: het zeewater stijgt, de wind zit in de juiste hoek. Rixt grijnst haar tanden bloot. In een vlaag van wilde razernij hijst ze haar magere lijf naar het strand en zoekt de duintoppen. Een hele klim nog. Daar staat ze, de heks van het Oerd. Een gekromde gestalte boven het helmgras, met een lantaarn in haar hand. Het licht zwaait heen en weer door de wind en een schipper op zee ziet het. Zijn hart springt op, hij vermoedt een veilige haven. Een zucht van verlichting trekt door het krakend vooronder op volle zee, maar niemand aan boord kan bevroeden wat zich werkelijk afspeelt. Dat dat licht geen baken is. Geen veilige haven markeert. Even later slaat het schip te pletter in de branding. Rixt heeft haar zin. De volgende ochtend zal ze terugkeren om de buit te incasseren. Buit die haar toekomt.

Een huilend moederhart

Die volgende dag wacht een gruwelijk lot. Bij het eerste schijnsel van de ochtendzon inspecteert Rixt de vloedlijn, die bezaaid ligt met wrakstukken. De restanten van haar wrede actie. Precies zoals ze gehoopt had. Tussen het hout, zand en de slierten zeewier zo af en toe het dode lichaam van een zeeman. Haar handen weten de weg wel, oh ja. Ze graaien geroutineerd naar kostbare stukken en vinden geldstukken, ringen van vingers, van oren.

Maar als ze het volgende lijk keert draait haar maag om. Dan lijkt het of haar broze, oude hart plots stokt. Haar knieën begeven het. Mijn God. Oh mijn God. Dat is Sjoerd! Haar eigen vlees en bloed, haar zo innig geliefde jongen. Dood. Door haar toedoen. Ze slaakt een diepe oerkreet die tot ver voorbij de horizon hoorbaar is en zinkt ineen, naast het natte lichaam van haar zoon.

Sinds die tragische ochtend doolt de geest van Rixt rond op die verre, afgelegen oostpunt van Ameland. Als door de duivel bezeten. En als de avond valt, de storm aanzwelt, dan jaagt ook zij weer door de duinen. Dan horen de eilanders altijd die ene, hartverscheurende kreet van wanhoop: ‘Sjoe-oe-oerd! Sjoe-oe-oerd!’ Is het de wind wel? Of haar moederhart dat huilt op het Oerd?

Licht tussen koeienhoorns

Terug naar Buren. Naar dat kleine brinkje en het bronzen beeld. “Met noodweer stond dat oude boze wicht, op ’t Oerderduin met vals verleidend licht”, staat daar te lezen. Of Rixt, Ritskemooi, echt bestaan heeft? Het zou goed kunnen. Zoals vele sagen en legenden zijn de historische verhalen dikwijls wel gebaseerd op waargebeurde wapenfeiten. De geruchten over dit soort praktijken, toen er gedreven door bittere armoede meer rovers dan redders de wacht hielden aan de vloedlijn, zijn hardnekkig op alle Waddeneilanden. Ze keren terug in meer lokale vertellingen. Op buureiland Terschelling wordt het misleidende licht in de stormlantaarn “gedragen” door koeienhoorns. De dieren stonden op de duintop en als hun kop heen en weer bewoog leek het vanuit de verte of een goedbedoelende mensenhand het sein “veilig” gaf.

Bron: Jolanda de Kruyf | Beeld: Jolanda de Kruyf

Laatste nieuws