Joodse sporen in ‘n handelsstadje

Tot de opening van haar winkel “Kunsjt” vertelde Lien nooit ergens expliciet dat ze Joods was.

‘We zijn uit logeren geweest,’ zei haar moeder na de Tweede Wereldoorlog. Over de onderduiktijd in Drenthe werd met geen woord gesproken. Nooit meer. Dóórgaan, verder met leven was het credo. Bij Lien Braaf (72) bleef het jaren knagen. ‘Bang ben ik nooit geweest. Maar hun angsten kreeg ik wel mee. De oorlog was alom tegenwoordig in huis. Er was altijd een geheim.’

Geheimen. Ze regen zich aaneen in de familie Braaf, ook na 1945. ‘Het was een warm, gastvrij nest,’ herinnert Lien zich, ‘oh, er was altijd lekker eten en veel gebak, er werd volop gezongen en muziek gemaakt. Bij ons werd het leven gevierd. Maar mijn ouders waren ook getraumatiseerd. Er bleef veel ongezegd.’

Er waren diepe wonden geslagen in de levens van Willy en Aaltje Braaf uit Hoogeveen. Beiden Joods zaten ze in het Drentse Zuidlaren gescheiden van elkaar ondergedoken. Daar, op een veilig adres, zag Lien het levenslicht, op 3 februari 1945. Een wrange wetenschap, vindt ze zelf. ‘Dat de start van míjn leven samenviel met de moord op miljoenen Joden. Het was in die tijd riskant om een Joods kind te baren. Er zijn dan ook opvallend weinig Joden van mijn leeftijd.

Geen vrouw voor de luwte

Lien Braaf uit Hoogeveen. In Meppel-stad begon ze opnieuw. Anoniem en onbekeken begon ze aan een kleurrijk hoofdstuk van haar leven. ‘Als een statement misschien.’ Tot de opening van haar winkel “Kunsjt” vertelde Lien nooit ergens expliciet dat ze Joods was. ‘Ik voelde toch altijd iets van: voorzichtig zijn. Doe maar gewoon, val niet teveel op.’ Moet je haar nu zien. Roodgestifte lippen, gelakte nagels, altijd getooid met een mooi sieraad of opvallende sjaal. Geen vrouw voor de luwte. 

Dat heeft ze van haar tante Fie. Eén van de weinige overlevenden uit haar Joodse
familie, misschien wel daarom zo’n gepassioneerd levenskunstenaar. Het was tante Fie die haar inspireerde om de winkel, Kunsjt, te openen. ‘Zij is haar man en
kinderen kwijtgeraakt in concentratiekamp Bergen-Belsen, maar je houdt niet voor mogelijk hoeveel levenslust ze had! Ze was mijn grote voorbeeld, deed precies wat ze wou; ze ging zelfs op vakantie naar Duitsland. Dat was natuurlijk onbestaanbaar. Ik mocht van mijn ouders niet eens mee op schoolreis naar Duitsland.’

Altijd een stille pijn voelbaar

Na de oorlog keerde het gezin Braaf, met al een zoon van 13 en baby Lien op de arm, terug naar Hoogeveen. Een tragisch weerzien. ‘Alles was leeggeroofd in hun oude huis aan de Stationsstraat,’ vertelt Lien. ‘Alleen het zilver lag veilig bij de buren.’ 

Familie Braaf begon opnieuw, bouwde weer iets op in Drenthe. De nodige illusies en dierbaren armer. Beide ouders van Willy Braaf waren vermoord in Sobibor en veel van zijn en Aaltjes familieleden waren omgekomen in de kampen. Daarover werd met geen woord meer gerept. ‘Ik was een lastig kind,’ zegt Lien, ‘want nieuwsgierig, ik wilde er meer van weten.’ En dus bleef ze vragen, zoeken, pluizen. Tot de onderste steen boven lag. ‘Lange tijd heb ik geworsteld met het Joods zijn,’ bekent ze nu, ‘met de drama’s die zich in onze familie hebben afgespeeld. Er was altijd een stille pijn voelbaar thuis.’ Juist daarom kiest ze nu voor het geluk. Beseft: ‘Aan het verleden kan ik niets veranderen, maar ik kan op een positieve manier verder leven. Ik kijk naar wat ik wél heb en dan voel ik me schatrijk.’

‘Ze was mijn grote voorbeeld, deed precies wat ze wou; ze ging zelfs op vakantie naar Duitsland’

Een stadswinkel met “nesjomme”

“Kunsjt”, de winkel die ze in 1998 in Meppel – én in de geest van tante Fie – opende, is één grote schatkamer. Elk voorwerp heeft een verhaal. Alles is van een zwierige schoonheid, ‘dat is wat mij gelukkig maakt.’ 

Op sjabbes (zaterdag) schenkt Lien een glaasje kosjere wijn voor haar klanten. En in het stemmige pandje aan de Woldstraat klinkt altijd muziek. Soms klezmer. Soms ook Ede Staal. Altijd gevoelvol, passend bij deze zaak met nesjomme, Joods voor “waar een ziel in zit”. Waar troost te koop is. In de vorm van een fonkelende ring, die ene ansichtkaart, het muurdicht, een kledingstuk of kunsttegel. Maar óók in bijzondere ontmoetingen, emotionele gesprekken soms. ‘De verhalen komen hier vanzelf los,’ zegt Lien. ‘In mijn winkel wordt nooit over het weer gepraat. Het gaat direct de diepte in.’ Ze zocht het niet op, maar het kwam op haar pad. Moest zo zijn, knikt ze. ‘Ik woonde al in de Woldstraat voordat de winkel er was. Daar kreeg ik moslimburen met een shoarmazaak en op een nacht werden bij hen de ruiten ingegooid. Vreselijk vond ik dat; het deed me denken aan de Kristallnacht. En plotseling zag ik dat meer winkelruiten in de Woldstraat, de oude Joodse buurt, waren bekrast met hakenkruisen.’

Het was geen antisemitisme, maar “gewoon” vandalisme. Toch bracht het Lien van haar stuk en kwam een oerangst bovendrijven. ‘Confronterend. Ineens realiseerde ik me dat ik mezelf verstopte voor het Joods zijn. Toen wist ik: ik ben wie ik ben, ik loop er niet voor weg.’ De winkel is haar redding geweest, zegt ze. ‘Het was helend, zeker in die beginperiode. Door de warme contacten met mensen, de verhalen van klanten. Mensen die in kampen hadden gezeten; in allerlei vormen kwam het Joods zijn ineens op me af.’ Emoties waar Lien ook niet altijd een pasklaar antwoord op had. ‘Dus dan pakte ik mijn accordeon maar en speelde wat. Dat hielp ook.’

Ruimte vol symboliek

Haar winkel zit vol geheimen en Hebreeuwse symboliek, maar Lien Braaf vertelt er graag over. Over de sepia portretten van haar vermoorde Joodse opa Hartog en oma Betty, ‘ze houden hier een oogje in het zeil.’ De glas-in-loodramen (kopieën zijn het, maar dát is weer een ander verhaal) uit het huis van Hoogeveens laatste rabbijn. De plank die eigendom was van een Joods gezin voor hun deportatie met daarop een Bijbeltekst: “In de ark moet je het getuigenis leggen”. En de Davidster natuurlijk, links in de hoek. Die lijkt uit het stucwerk gestanst, zodat het rode baksteen weer zichtbaar is, met een grillige scheur linksonder. Bewust zichtbaar, want het is een Joodse traditie om één stukje muur in de ruimte ruw en onbewerkt te laten. ‘Het betekent “niets is volmaakt”,’ zegt Lien. ‘Dat staat voor mijn identiteit. Maar het is ook een herinnering aan de verdwenen Joodse gemeenschap in Meppel.’

Bron: Jolanda de Kruyf | Beeld: Jolanda de Kruyf

Laatste nieuws