Rondje Zwanemeer

Ankie Lok (1981) werd geboren in Groningen en groeide op in Drenthe. Ze schrijft over onder meer reizen, geschiedenis, taal en actualiteit.

Tekst en fotografie: Ankie Lok

Ankie Lok (1981) werd geboren in Groningen en groeide op in Drenthe. Ze schrijft over onder meer reizen, geschiedenis, taal en actualiteit.

‘Drenthe heeft mooiere bossen.’ Onze Groningse vriend werpt me bij deze uitspraak een door de wijn vertroebelde blik van verstandhouding toe. We hebben alle vier een glas in onze handen en zitten te dromen van een gezamenlijk erf, ooit, in een verre toekomst. Dat erf zal ergens in het Noorden liggen, en we wegen de provincies tegen elkaar af. Ik kijk onze vriend aan. Kinderen en dronkaards spreken de waarheid. Ik heb zelf niks gezegd over Drentse bossen, maar er wel aan gedacht. Wat geeft ze hun charme?

Onlangs nog was ik er weer eens doorheen gefietst, samen met mijn moeder. Boven het dorp waar ik ben opgegroeid ligt het Zwanemeerbos. Kenners noemen het een eikenhakhoutcomplex; de naam komt van een zandwinningsplas. Om er te komen moet je net buiten het dorp onder een viaduct door. Daarna loopt de weg omhoog; een pittig stukje fietsen voor kinderbenen. Soms was de bestemming het openlucht-zwembad, midden in het bos en op de kruising aangegeven met een zwerfkei waarop een zwaan is geschilderd. Het gebied is sinds mijn jeugd alweer een paar keer verbouwd. De drie baden zijn kleiner geworden, het strandje ook, en de ingang is verplaatst.

Met mijn moeder stond ik na jaren nu weer bij het hek. ‘Kom maar even kijken, hoor,’ gebaarde de badjuffrouw. We liepen een rondje. Het viel me eigenlijk nu pas op dat het zwembad helemaal is omgeven door bos; we blijken onze handdoeken altijd onder oude beuken te hebben uitgespreid. De kunstzwaan boven op de uitkijktoren staart nog altijd zwijgend over het water.

'Even meen ik de rugzak weer te voelen, met de grote handdoek'

Op de weg naar beneden, richting het viaduct, suist de wind weer door mijn haar alsof het nog nat is. Even meen ik de rugzak weer te voelen, met de grote handdoek waarin ik na het zwemmen altijd m’n badpak wikkelde. We slaan linksaf om naast het bos te blijven. En ineens toeren we dwars door andere middagen, die van fietstochten over het zand. ‘Ik weet nog dat we een keer naar opa en oma gingen,’ begint mijn moeder. ‘Je zat bij mij achterop te zingen.’ Ik weet er niets meer van, maar in het oude spoor heffen we aan: ‘In de maneschijn, in de maneschijn…’ Twee stemmen, dertig jaar stil geweest en daar zijn ze zomaar weer.

Vorig jaar was ik met mijn vriend in de Somme, in Noord-Frankrijk, op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Er staan veel bossen waar hevig is gevochten. Ze zijn gekaapt door de geschiedenis en hebben allemaal Engelse namen. De grotere bossen noemden de Britten “woods”, de kleinere “copses”. Beide varianten kom je ook in Drenthe veelvuldig tegen, en misschien voelde de Somme daardoor zo als thuis. Het Zwanemeerbos zou een “wood” zijn, uitgestrekt en toch duidelijk begrensd tussen de akkers. Gelukkig heeft Drenthe de Grote Oorlog niet gekend. Hier klinkt tussen de bomen niet de suggestie van granaten. Als je in het Zwanemeerbos goed luistert, kun je ze horen, zelfs in de herfst en winter: kinderstemmen. Geplons in het water. En liedjes.

Er zit muziek in de Drentse bossen.

Deze column verscheen in Noorderland 7-2017. Bestel het nummer hier.

Laatste nieuws