De barre wintertocht van abt Emo

Het is winter, 1211. Een barre tijd voor reizigers. De omstandigheden zijn Spartaans, maar de nood is hoog.

Dit artikel verscheen in Noorderland 2018-1.

Tekst: Jolanda de Kruyf | Fotografie: Gert Tabak

Het is winter, 1211. Een barre tijd voor reizigers. De omstandigheden zijn Spartaans, maar de nood is hoog. Daarom verlaat abt Emo van Huizinge toch zijn kloostertje Novum Claustrum (Nijeklooster) om recht te gaan halen bij de paus in Rome. Een tocht vol ontberingen van 241 dagen. Voer voor een historische romanschrijver als Ynskje Penning. 

Even een ansicht of ‘n appje sturen was nog geen optie in de Middeleeuwen. Wilde ‘Emo van Friesland’ gerechtigheid, dan zou-ie het hoogstpersoonlijk moeten gaan halen. Te voet. Hoewel, daarover verschillen geschiedschrijvers van mening. ‘Hij ging te paard. Absoluut,’ zegt Ynskje Penning beslist. ‘Adel loopt niet.’

Diep verontwaardig

Eerst een kort lesje geschiedenis: Emo, zoon uit een hoofdelingengeslacht, had geld, bezittingen en een vooraanstaande positie in het dorp dat we nu kennen als Westeremden. Een belezen man van de wereld, want hij had in Parijs, Orléans en Oxford gestudeerd. Korte tijd was Emo schoolmeester in Westeremden, waarna hij pastoor werd in Huizinge. 

Omdat hij zich sterk aangetrokken voelde tot het kloosterleven had Emo beloofd het zieltogende kloostertje van zijn neef tot bloei te brengen: Nijeklooster. De parochianen van Wierum hadden hun kerk in het jaar 1211 alvast aan Emo geschonken voor de komst van dat nieuwe, grote klooster. Maar de bisschop van Münster – die de kerk liever bij zijn eigen geestelijke imperium wilde inlijven – stak daar een stokje voor en maakte de deal ongedaan. Een onwettige actie waarover Emo diep verontwaardigd was. Hij zou de kwestie tot de allerhoogste katholieke “baas” uitvechten, om alsnog zijn gelijk te halen.

Streek van wierden en terpen

Emo was een rasechte Noorderling. ‘Nederland’ bestond nog niet aan het begin van de 13de eeuw, maar was onderverdeeld in gewesten en graafschappen die bij het Duitse keizerrijk hoorden. Emo kwam van Fivelgo in Frisia, een streek ten oosten van de Lauwers, de oude grensrivier tussen Groningen en Friesland. Land van moerassen en waterlopen, van wierden en terpen. Land dat niet te veroveren viel. Want wáár liet je je leger met paarden als de vloed kwam opzetten? In dat gebied woonden volgens de Romeinen enkel “armzalige lieden op hoogtes die ze met hun handen opgeworpen hadden”. 

Ynskje vindt het een mateloos boeiend tijdvak. ‘De Middeleeuwen inspireren me tot schrijven.’ Voor haar historische thriller Emo’s Labyrint stortte de auteur en beeldhouwer uit Haren zich in een vier jaar durende studie op het leven en werk van de beroemde geestelijke. En van lieverlee kroop Emo onder haar huid. ‘Toen ik het boek af had, kénde ik hem,’ zegt ze. ‘Toen heb ik ook zijn kop gebeeldhouwd en zo geprobeerd om dichterbij hem te komen. Voor mij heeft hij er zó uitgezien.’ Het kunstwerk toont een gemoedelijk gezicht met zachte trekken. ‘Maar hij was ook kordaat, iemand die niet over zich heen liet lopen.’

Beren, wolven en huurlingen

Even terug naar die voettocht. Wel of geen paard? Voor Ynskje is het zonneklaar: ‘Emo kon écht niet alleen op sandalen, in z’n wollen pij door de sneeuw trekken, dan had-ie het bij wijze van spreken nog niet tot Assen gered,’ zegt ze. 

‘Wie in de winter reisde had een dier nodig om op te zitten, dat hield je warm.’ Bovendien was het veiliger. ‘De kans dat je beren en wolven op je pad trof was groot en je kon onderweg overvallen worden door huurlingen. Te paard was je beter beschermd.’ En dan nog iets, Emo had haast. ‘Het was geen pelgrimage naar Rome, maar een zakelijke tocht die zo snel mogelijk moest worden afgehandeld.’

In de winter werd niet gereisd, noch oorlog gevoerd. Die zaken stonden in de wacht tot het kwik weer steeg, de modderpoelen opdroogden en de wegen weer begaanbaar waren. Maar waarom wachtte Emo dan niet? Ynskje: ‘Hij móest wel gerechtigheid halen in Rome; zijn kerk was hem ontnomen.’ Oorzaak: het hoogoplopende conflict met de bisschop van Münster. In november 1211 begint Emo vanuit Nijeklooster (het huidige Wittewierum) aan die lange reis, samen met zijn trouwe kompaan Hendrik, een kerkbouwmeester. Rond Kerstmis van dat jaar trekken de mannen over de besneeuwde toppen van de Alpenpas van Mont Cenis. Het moet een immens zware beproeving zijn geweest, op die duizelingwekkende 2.000 meter hoogte. Op 19 januari 1212 arriveren de twee in Rome. 

Pas op 11 maart reizen ze terug, de felbegeerde pauselijke bul op zak; als die later nog ergens in Italië gestolen wordt stort de stoere geestelijke in. Alle inspanningen en misère lijken voor niets geweest. Maar z’n vriend Hendrik keert terug naar Rome voor een kopie van de bul. Eind goed, al goed.

Kroniek van een mensenleven

De monsterreis over ongeplaveide wegen, langs struikrovers, kruistochten en politieke conflicten in het Europa van die dagen staat beschreven in de kroniek die abt Emo naliet. Een vanuit het middeleeuws-Latijn vertaald levenswerk dat in kringen van historici van grote waarde is. ‘Het is geschreven door een zeer geletterd man en een van de weinige documenten uit die tijd waarin over persoonlijke belevenissen wordt gesproken,’ vertelt Ynskje. ‘Men schreef op kostbaar perkament, dat werd alleen gebruikt voor officiële documenten en kerkelijke boeken. Bovendien konden veel mensen toch niet lezen of schrijven.’

Op die kroniek baseerde Ynskje ook haar historische thriller, Emo’s Labyrint. Het werd een meeslepend avontuur vol intriges. ‘Het menselijke aspect interesseert me,’ zegt ze, ‘niet de kale gegevens uit de geschiedenis.’ Natuurlijk houdt ze zich als historica aan de feiten, ‘maar,’ lacht ze, ‘het speelde zich 800 jaar geleden af en ik heb dus een ruime marge in het geromantiseerde deel. Een mengvorm van non-fictie en mijn fantasie.’ Ze leerde Emo kennen door zijn eigen boek. ‘Ik raakte in de ban van die figuur,’ vertelt ze, ‘hij heeft ook op de huidige mens een mystieke aantrekkingskracht.’ Ynskje schrijft graag over wilskrachtige vrouwen, die problemen op hun levensweg ten goede willen keren, door te putten uit de bron van de oerkracht die in ieder mens schuilt. Emo vertegenwoordigt die eigenschappen voor haar ook. ‘Hij was rechtvaardig, strijdbaar, een rechtschapen mens met ook z’n fouten. Dat is herkenbaar. Hij was een geestelijke, maar ook gewoon een mens van vlees en bloed.’

Van Groningen naar Rome

Samen met Dick de Boer, auteur van het boek Emo’s Reis, legde Ynskje Penning dezelfde tocht af van Groningen naar Rome, zij het onder comfortabeler condities. Abt Emo en bouwmeester Hendrik reisden in die barre winter van 1211-1212 van klooster naar klooster, dagmarsen van 25 tot 30 kilometer. Ze kregen ’s avonds een ketel soep met brood, bezochten de volgende ochtend de mis, kregen bij de poort nog een homp brood en een stuk kaas mee en moesten dan wegwezen. ‘Je was maar één nacht welkom in zo’n gastenverblijf.’

Emo’s reis naar Rome besloeg zo’n 2.000 kilometer, vermoedt Ynskje. De Harense ondernam ‘m in etappes; met de auto, per vliegtuig, stukjes op de fiets, te voet. ‘Ik wilde meer weten over dat gebied en ontdekte dat er nog veel sporen te vinden zijn uit Emo’s tijd. Gebouwen, kerken, kloosters, labyrinten, oude bruggen, Romeinse wegen, kastelen. Plekken die Emo beschreven heeft, plekken die geen spat veranderd zijn. Dat vond ik heel bijzonder.’

De rest is geschiedenis. De pauselijke bul bezorgde Emo zijn kerk terug en het klooster van Wierum (later Wittewierum genoemd vanwege de witte pijen van de Prémonstratenzer monniken) groeide na Aduard uit tot het tweede grote klooster van Groningen. Emo stond aan de basis van dat klooster, zijn levenswerk dat door brand, Beeldenstorm en verval uiteindelijk verdween. Op diezelfde plek verrees later het kerkje van Wittewierum. ‘Maar onder de luiken in de huidige kerk liggen nog resten van het fundament van het klooster,’ verklapt Ynskje. Abt Emo zelf – hij overleed in 1237 – werd begraven in de kapittelzaal van zijn eigen klooster. Een plaats van bijzondere spirituele betekenis. Want hier, in Wittewierum, tussen de bomen en rond de oude grafstenen, waart Emo’s ziel nog rond. 

Ynskje Penning

Ynskje Penning (1949) is afgestudeerd historicus en werkzaam als schrijver en beeldhouwer. Van haar hand zijn vele kinderboeken, schoolboeken en romans, maar het liefst schrijft ze historische romans voor volwassenen (in samenwerking met de Groninger Universiteit) en thrillers waarin ze haar liefde voor de geschiedenis kan verweven. De Groningse heeft ruim 60 titels op haar naam staan, waaronder ‘Stormvloed’, over de spectaculaire ondergang van het voormalige Waddeneiland Bosch, waar in 2016 een musical van is gemaakt. Haar boek ‘Moord op het ijs’ werd genomineerd voor de Thea Beckmanprijs en van ‘De Slag bij Ane’ is een toneelvoorstelling gemaakt die meer dan 100 keer werd opgevoerd. Als kunstenaar heeft Ynskje zich gespecialiseerd in het boetseren van gelijkende portretkoppen, in brons of steen.

Laatste nieuws