Vogelvrij wonen op de Afsluitdijk

Op de kaart is het een kaarsrechte lijn, midden in het blauw. De Afsluitdijk. Winkels en voorzieningen zijn er niet, stromend water en riolering in Breezanddijk evenmin. Toch willen de bewoners van Breezanddijk en Kornwerderzand nooit meer weg.

Dit artikel verscheen in Noorderland 2017-5.

Op de kaart is het een kaarsrechte lijn, midden in het blauw. De Afsluitdijk. Het imposante bouwwerk dat de Waddenzee van het IJsselmeer scheidt, hoofdslagader tussen Friesland en Noord-Holland. Praktisch rijcomfort, maar ook poëtische symmetrie, goed voor prachtige vergezichten, wolkenluchten en spiegelingen in zee. Dat op die dijk, ver van de buitenwereld, ook mensen wonen is minder bekend. Winkels en voorzieningen zijn er niet, stromend water en riolering in Breezanddijk evenmin. Toch willen de bewoners van Breezanddijk en Kornwerderzand nooit meer weg.

Vroeger, als Truida (71) en Albert (74) van der Weerd op een zwoele zomeravond visite hadden, wachtten ze altijd tot er geen auto meer voorbij de bunker kwam. Dan was het tijd om naar binnen te gaan. Tegenwoordig lukt dat niet meer, want de auto’s blijven maar komen. Ook ’s nachts is de Afsluitdijk een belangrijke verbindingsroute tussen Noord-Holland en Friesland.      

Verknocht aan de rust en ruimte

Albert en Truida wonen in Kornwerderzand, een dorp naast de Afsluitdijk dat slechts 23 inwoners telt. Vanaf de 32,5 km lange verkeersweg zijn de lieflijke huisjes met rode pannendaken goed te zien. Op zonnige dagen steken ze mooi af tegen de strakblauwe lucht en het groene gras op de dijk. Water van het IJsselmeer klotst tegen de loodgrijze basaltblokken. Een vrachtschip stevent traag op de Lorentzsluizen af. Stilte in de voortuinen van dat eenzame rijtje huizen. ‘Wie zou daar nu wonen?’ zal menigeen zich wel eens afgevraagd hebben, wachtend voor de brug over de Lorentzsluis.               
Voor Albert en Truida is dit al 42 jaar een plek waaraan ze verknocht zijn. Albert werkte als sluiswachter bij Rijkswaterstaat en betrok in 1975 deze dienstwoning op de dijk. Toen de woonplicht werd opgeheven, kochten Albert en Truida het huis van Rijkswaterstaat. ‘We wilden heel graag blijven. Je woont hier zo mooi vrij. Midden in de natuur, met een prachtig uitzicht,’ vertelt Albert. Hoewel rust niet het eerste woord is dat bij je opkomt als je het jachtige verkeer op de Afsluitdijk beziet, gebruiken Albert en Truida die aanprijzing vaker dan eens: de rust en ruimte van Kornwerderzand. 

Roerloos in een onwerkelijke stilte

In de straat achter de huizen lijkt de rijksweg inderdaad plotseling ver weg. Daar zingen nachtegalen, tuinfluiters en lijsters, zoemen bijen en cirkelen insecten. In de verte een nevelige, bibberige horizon, witte zeilen van scheepjes op het IJsselmeer, als in het schilderij Panorama Mesdag. Achter de huizen liggen polyester bootjes ruggelings in het wilde gras. Wasgoed wappert aan provisorisch aangebrachte lijnen. Maar loop je terug richting het zuiden, dan is daar onmiskenbaar weer de snelweg. Rubberbanden over asfalt, het onheilspellend wegstervend geraas van vrachtwagens.
Pas als de brug over de Lorentzsluizen opengaat, treedt weer een onwerkelijke stilte in. De motoren doven. Roerloos staan de auto’s voor de brug, als in een film die even stopgezet is. Gedempt geroezemoes van fietsers en wandelaars die voor de slagbomen staan.
Dan openbaart zich in volle glorie de rust waarover Albert en Truida spreken. Al kan het ook wel eens anders zijn, weten ze.
In de herfst, als de najaarsstormen komen, vliegen de dakpannen soms voor de ramen langs. ‘Het kan flink tekeer gaan. Soms word ik er zo bang van dat we de hele nacht opblijven. Vroeger stonden hier ook nog zeven houten huizen. Die zag je bij harde wind bewegen. De mensen durfden dan niet naar bed te gaan,’ vertelt Truida.
Kornwerderzand was al bekend terrein voor haar, toen ze daar met Albert kwam wonen. Ook haar grootouders hadden er een huis, omdat haar opa als sluiswachter werkte. ‘Mijn oma deed er twee dagen over om over de dijk naar Amsterdam te komen.’ Zelf hebben Albert en Truida nog meegemaakt dat er geen telefoonaansluiting was, bij de geboorte van hun drie dochters bijvoorbeeld.
Toen Truida op punt van bevallen stond, spoedde Albert zich naar de sluis. Daar belde hij dan de dokter om hun komst naar het ziekenhuis aan te kondigen.

Genieten van het vrije buitenleven

‘In het dorp woonden destijds wel dertig kinderen. Het was één grote familie. We hadden een dorpsvereniging, een zondagsclub en we vierden Kerst en Sinterklaas in een gebouw dat bij het dorp hoorde. Dat is nu een informatiecentrum over de Afsluitdijk geworden,’ vertelt Truida. ‘Onze drie dochters hebben hier een heerlijke jeugd gehad. Spelen bij de bunker en bij hoog water met de hele buurt zwemmen in de voor-haven.’    Albert knikt weemoedig. Hoewel pal naast hen die almaar drukker wordende verkeersader lag, dompelde hij zich onder in het vrije buitenleven. Hij viste in het IJsselmeer, rookte palingen, bouwde zelf boten van ijzer en jaagde bij de dijk op konijnen. ‘Het was een mooie tijd.’  Met het oog op de toekomst hebben Albert en Truida er wel eens over gedacht om naar een gelijkvloerse woning te verhuizen. ‘Dat hebben we uiteindelijk nooit gedaan. We willen hier écht nog niet weg.’

Wennen in een besloten gemeenschap

Buurman Martijn Schoester (59) drentelt rond met stukken gereedschap. Met een driftig gebaar slaat hij de muggenzwermen uit zijn gezicht. Zijn vrouw Marian (58) hangt de was op in de tuin. ‘De muggen die in mei weer komen, zijn wel een nadeel. Maar ze steken gelukkig  niet. Je moet alleen je mond dicht houden,’ lacht hij.
Zestien jaar wonen Marian en Martijn op de dijk. Louter toeval. Marian zag in De Telegraaf een advertentie voor een huis in Kornwerderzand.  ‘We woonden in Arnhem, maar vanwege de slechte gezondheid van mijn man wilden we naar een rustiger plek met meer frisse lucht.’ Hoe hard de auto’s verderop ook voorbij reden, Marian en Martijn vonden de lucht in Kornwerderzand fris genoeg. En het huis stal meteen hun hart. Nog geen zes weken later waren ze met hun twee zonen verhuisd.
De eerste tijd heeft Marian wel erg moeten wennen, geeft ze toe. ‘Ik werkte niet meer, omdat ik voor mijn man wilde zorgen. Dat betekende dat ik hele dagen thuis zat en me staande moest zien te houden in een besloten gemeenschap, waar iedereen elkaar al kent. De mensen leven erg op zichzelf.’   Toch ging Marian zich langzamerhand meer thuis voelen. Het was wel eens lastig: 5 kilometer met forse tegenwind langs de snelweg fietsen om in Makkum boodschappen te doen, maar het woog op tegen de voordelen: het vrij wonen, de ruimte voor hun camper, de mooie avondluchten, wolkenpartijen en onweersbuien die je al van ver kon zien naderen. Een uitzicht dat nooit verveelde. Martijn, die voorheen als binnenvaartschipper werkte, geniet nog elke dag van de verschillende schepen die voorbij varen. Van de snelweg horen ze binnen zo goed als niets, totdat ze de ramen openzetten. ‘Dan doe je ze meteen weer dicht vanwege het lawaai. Al is het afhankelijk van de wind.’
Een paar keer maakten Marian en Martijn een storing van de brug mee. Het duurde uren voordat die verholpen was, waardoor kilometerslange files ontstonden. ‘Dertig graden was het. Jonge gezinnen zaten in snikhete auto’s. Zo sneu. Mensen liepen met hun kinderen naar het strandje achter de bunker en gingen daar zwemmen. Wij waren er ook met flessen water en koekjes. Die hebben we uitgedeeld. Ze waren zo op!’

Eén grote familie op de camping

Kornwerderzand is niet het enige dorp langs de Afsluitdijk. Halverwege de dijk ligt het gehucht Breezanddijk. Net als Kornwerderzand is het een voormalig werkeiland, dat werd aangelegd voor de bouw van de Afsluitdijk in 1932. Op dat eiland stonden barakken voor dijkwerkers. Formeel is Breezanddijk een gemeente, al omvat het niet meer dan vijf adressen: een tankstation, een zendmast, een woonboot met vier bewoners, een pand dat in gebruik is voor vliegoefeningen van de Koninklijke Luchtmacht en de camping van hengelsport- en kampeervereniging Het Wad.  Automobilisten, die een tussenstop maken, eten er naast hun opengeslagen portier een boterham. Fietsers die de dijk bedwingen, slingeren nieuwsgierig rondom de camping en de weg die naar een afgelegen woonschip leidt. Rondom de woonark is het een ratjetoe van ijzer, van stilstaande machines, een sleper en pontons. Een figuurtje rijdt aan die rommelige horizon heen en weer in een overslagkraan, Jannie Norder (68), die al sinds jaar en dag op de nabijgelegen camping verblijft, kent de man wel, die daar met zijn gezin woont. ‘Ze zijn op zichzelf, maar we kunnen altijd aankloppen als we ergens hulp bij nodig hebben.’ 
Vaak is dat niet nodig, want op camping Het Wad vormt iedereen één grote familie. De kalme gemoedelijkheid vormt een onwezenlijk contrast met de naargeestige snelweg die er vlak boven loopt. Tegen de achtergrond van het voorbijrazende verkeer klinken zomerse geluiden. Het gebrom van een grasmaaier, gespetter van water, het geritsel van een kralengordijn. Een breedgeschouderde man met tatoeages snoeit de heg, een ander stuurt hortend en stotend zijn scootmobiel over de grindpaden. Bezoekers kennen elkaar al generaties lang. Ook Peter Snoek (46) uit Scheemda voelt zich er geborgen te midden van familie en jeugdvrienden. ‘Mijn opa en oma hebben ooit hun tent neergezet op dit braakliggende terrein, dat ze toevallig onderweg tegenkwamen. Eerst verbood Rijkswaterstaat ze om er te kamperen, maar ze kwamen gewoon terug. Uiteindelijk mochten ze blijven. Ze hebben er toen met andere pioniers een hengelsport- en kampeervereniging van gemaakt. Vissen doen we nauwelijks nog, omdat er weinig gevangen wordt. Het draait nu vooral om watersport.’

Geen stromend water of riolering

Rook kringelt omhoog in Peters knusse stacaravan. Zijn stiefdochters Anita Brouwer (29) en Janet van der Schuur (30) zijn op de koffie. Ook zij staan inmiddels met hun gezin op de camping. Peters vrouw Rina Snoek-Winkel (53) snelt naar de slaapkamer om zich aan te kleden. Hoewel het bijna middag is, loopt ze nog in haar nachthemd; zo gaat dat op de camping. 
De eenvoud; dat vinden ze allemaal het mooiste van Breezanddijk. Geen wifi, geen riolering of stromend water, geen luxe. Elektriciteit is er sinds kort wel. Dat vindt Dicky Brouwer (30), de man van Anita, eigenlijk jammer. ‘Ik mis het geluid van het aggregaat. Dat gesnor was juist zo gezellig.’ Douchen doen ze met behulp van een regenwatervat. Rina: ‘Of we springen in het IJsselmeer met een fles shampoo en een washandje.’ Het IJsselmeer is hun belangrijkste bron van vermaak. ‘We hebben een boot, waterscooter, opblaasbanden, een banaan, surfplank. De hele dag zijn we op het water. Koelboxje erbij. Heerlijk!’ vertelt Rina enthousiast.
Andere mensen kunnen vaak maar moeilijk begrijpen wat hen beweegt om onder die snelweg te gaan staan. ‘Je bent gek! Wat moet je daar?’ krijgen ze dan te horen. Peter trekt zich er niets van aan. ‘Dit is voor ons de ideale plek. We barbecueën met z’n allen, hebben een eigen kantine met bingo, klaverjasavonden en feesten.' Jannie denkt er precies zo over. De snelweg? Die doet haar niks. ‘We wonen thuis in Harderwijk ook aan de A28. Wen je zo aan!’  

Altijd weer gelukkig op “het eiland”

Jannie kwam met haar ouders en zes broers en zussen al op de camping. ‘Vroeger had je aan de zuidkant bij de Waddenzee ook een camping. Je hebt daar te maken met eb en vloed, dus bij storm moesten we regelmatig midden in de nacht geëvacueerd worden door de hulpdiensten. Mijn vader was hartpatiënt en kon dat op een gegeven moment niet meer aan. We hebben de caravan toen naar de noordkant verplaatst.’
Zelf heeft Jannie zich meer dan eens aan de reling van het viaduct moeten vastklampen als ze in barre weersomstandigheden de hond uitliet. ‘Het kan enorm stormen hier. Ik moest haast op mijn knieën terug, zo hard ging het tekeer. Maar ik vind het ook mooi!’
Jannies man Ollie (70) kampt met gezondheidsproblemen, maar fleurt altijd op als hij weer in Breezanddijk is. Zonder de komst van elektriciteit was het voor hem moeilijk geworden om te blijven komen. ‘Mijn man heeft een pacemaker en ingebouwde defibrillator die op afstand gecontroleerd wordt. Zonder stroom wordt dat lastig,’ legt Jannie uit. Eén of twee keer per week gaat ze naar “de wal” om boodschappen te doen.
Meestal is dat in Den Oever. ‘Dan probeer ik zo snel mogelijk terug te zijn. Zolang ik hier ben, ben ik gelukkig.’
Truida uit Kornwerderzand kent dat gevoel:  ‘Soms sta ik wel tien minuten voor het dakraam en denk ik: wat is het hier toch mooi. Nooit zou ik het uitzicht kunnen missen.’ Ze heeft wel eens gedroomd dat rondom hun huis torenhoge, witte flatgebouwen waren gebouwd, zodat ze niets meer kon zien. ‘Gelukkig was het maar een nare droom…

Bron: Marloes de Moor | Beeld: Max de Krijger

Laatste nieuws